ECLI:NL:OGEAA:2017:864

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
K.G. nr. 2132 van 2017 (AUA201702589)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een kort geding waarin de man, eiser, verzet heeft aangetekend tegen een eerder verstekvonnis. Dit verstekvonnis, uitgesproken op 18 september 2017, verleende de vrouw toestemming om met hun twee minderjarige kinderen naar Nederland te verhuizen. De man heeft op 29 september 2017 verzet ingediend, omdat hij vreesde dat de vrouw zonder zijn medeweten met de kinderen zou verhuizen. De vrouw verblijft tijdelijk in een psychiatrische instelling, terwijl de kinderen bij de man verblijven.

De vrouw heeft haar oorspronkelijke eis om met de kinderen naar Nederland te verhuizen ingetrokken. De man vordert in reconventie dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij hem wordt vastgesteld en dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld. De vrouw betwist de vordering van de man en stelt dat zij na haar opname in de PAAZ haar leven weer zal oppakken en bij haar ouders zal intrekken.

De Voogdijraad heeft verklaard dat de man zich als een verantwoordelijke ouder heeft gedragen door de kinderen op te vangen. Het gerecht oordeelt dat er op dit moment geen redenen zijn om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, maar dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de man blijven zolang de vrouw in behandeling is. De alimentatieverplichting wordt op nihil gesteld gedurende deze periode, maar herleeft zodra de kinderen weer bij de vrouw verblijven.

De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien het een familiekwestie betreft, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 1 november 2017
Behorend bij K.G. nr. 2132 van 2017 (AUA201702589)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[de man],
wonende in Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen:
[de vrouw],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 18 september 2017, behorend bij K.G. 1884 van 2017;
  • het verzetschrift tevens eis in reconventie, ingediend op 29 september 2017;
  • de brief met producties, ingediend namens de man op 19 oktober 2017;
  • de akte wijziging eis, ingediend namens de vrouw op 19 oktober 2017;
  • de pleitaantekeningen van mr. Scheper;
  • de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 oktober 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Tevens is namens de Voogdijraad mw. A. Flaanders aanwezig.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest, welk huwelijk bij beschikking van 8 mei 2017 is uitgesproken. Partijen zijn sindsdien gezamenlijk belast met het gezag over hun twee minderjarige kinderen: [kind 1], geboren op [geboortedatum] te Aruba, en [kind 2], geboren op [geboortedatum] te Aruba (hierna te noemen: de minderjarigen).
2.2
Bij verstekvonnis van 18 september 2017 behorend bij K.G. 1884 van 2017 is aan de vrouw toestemming verleend om met de minderjarigen naar Nederland te reizen en in Nederland te wonen.
2.3
Tegen het verstekvonnis van 18 september 2017 heeft de man op 29 september 2017 verzet ingediend.
2.4
Thans verblijft de vrouw tijdelijk op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis alhier (hierna te noemen: de PAAZ) en verblijven de minderjarigen sinds haar opname bij de man.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vrouw heeft haar oorspronkelijke eis in de zaak K.G. 1844 van 2017, om met de minderjarigen naar Nederland af te reizen en te verhuizen, bij akte van 19 oktober 2017 ingetrokken.
3.2
De man vordert in reconventie - uitvoerbaar bij voorraad - de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen voorlopig, in afwachting van een tussen partijen te volgen bodemprocedure, bij de man te bepalen en de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voorlopig op nihil te stellen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3
De vrouw voert verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij de vordering bestaat een voldoende spoedeisend belang. De man is ingevolge artikel 84 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tijdig in verzet gekomen.
4.2
Na intrekking van de oorspronkelijke eis door de vrouw voorafgaande aan de mondelinge behandeling op 20 oktober 2017, behoeft alleen nog de reconventionele eis van de man beoordeeld te worden. Aan de orde is derhalve slechts de vordering om het hoofdverblijf van de minderjarigen te wijzigen en - hiermee samenhangend- de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie op nihil te stellen.
4.3
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt de man dat de vrouw in de zomer van plan was om zonder zijn medeweten met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen. Tevens voert de man aan dat de vrouw de minderjarigen na de zomervakantie niet op school heeft aangemeld. Intussen heeft de man geregeld dat de minderjarigen weer naar school gaan. De man stelt voorts dat het oudste kind dat autistisch is, behoefte heeft aan een strakke structuur die de vrouw hem niet kan bieden. Volgens de man houdt de vrouw geen rekening met de belangen van de minderjarigen en is zij daartoe ook niet in staat. De man gaf ter zitting tevens aan dat hij samen met zijn zus in een trailerwoning met twee slaapkamers verblijft. Tevens gaf de man aan dat, indien hij ’s avonds werkt, zijn zus voor de minderjarigen zorgt.
4.4
De vrouw betwist dat zij geen rekening houdt met de belangen van de minderjarigen. Zij voert aan dat zij tijdelijk in de PAAZ verblijft. Zij heeft een lichte inzinking gehad omdat haar plannen om naar Nederland te verhuizen niet meer zijn doorgegaan. Tevens gaf de vrouw aan dat zij, na haar ontslag uit de PAAZ, haar leven weer zal oppakken. Zij zal samen met de minderjarigen bij haar ouders, die over een ruime woning beschikken, intrekken. Haar ouders zijn ook bereid haar financieel en anderszins te ondersteunen.
4.5
Door de Voogdijraad wordt aangevoerd dat de man heeft gehandeld zoals van een ouder belast met het ouderlijk gezag kan worden verwacht, door het opvangen van de minderjarigen sinds de opname van de vrouw. Volgens de Voogdijraad kan de vrouw, nadat zij ontslagen wordt uit de PAAZ, haar leven en de zorg voor de kinderen weer oppakken. Op dit moment is er geen gegronde reden om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen.
4.6
Met de Voogdijraad is het gerecht van oordeel dat zich thans geen omstandigheden voordoen die noodzaken tot het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen. Wel acht het gerecht het in het belang van de minderjarigen dat zij bij de man verblijven, zolang de vrouw intramuraal behandeld wordt. Dit heeft tot gevolg dat de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie gedurende de periode dat de minderjarigen bij de man verblijven op nihil gesteld worden. Deze verplichting herleeft op het moment dat de minderjarigen weer hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben, nadat zij uit de PAAZ ontslagen is.
4.7
De proceskosten zullen worden gecompenseerd nu het een familiekwestie betreft.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in reconventie
5.1
bepaalt dat de minderjarigen voorlopig, totdat de vrouw uit de PAAZ ontslagen wordt en de minderjarigen weer hun hoofdverblijf bij haar hebben, bij de man verblijven;
5.2
stelt de alimentatieverplichting gedurende de tijd dat de minderjarigen bij de man verblijven op nihil en bepaalt dat deze verplichting herleeft op de dag dat de minderjarigen terugkeren bij de vrouw, nadat zij ontslagen is uit de PAAZ;
5.3
compenseert de proceskosten;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.