ECLI:NL:OGEAA:2017:876

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
K.G. 1921 van 2017 / AUA201702270
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van huurwoning en betaling van achterstallige huur

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J. Hart, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 12 september 2017 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 september 2017. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een woning in Aruba, waarbij verzoeker gedaagde in gebreke heeft gesteld voor het niet betalen van huur over meerdere maanden. De Huurcommissie had eerder toestemming verleend aan verzoeker om de huurovereenkomst te beëindigen.

De vordering van verzoeker omvatte het verzoek om gedaagde te bevelen de woning te ontruimen, het opleggen van een dwangsom voor elke dag dat gedaagde het ontruimingsbevel negeert, en het betalen van Afl. 5.000,- aan achterstallige huur. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd, waardoor het gerecht verstek verleende. De rechter oordeelde dat de vordering toewijsbaar was, aangezien deze niet door gedaagde was weersproken en het gerecht de vordering niet onrechtmatig of ongegrond achtte.

De rechter heeft bepaald dat gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen en dat hij een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij dit niet doet. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 11 oktober 2017 door mr. W.J. Noordhuizen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 11 oktober 2017
Behorend bij K.G. 1921 van 2017 / AUA201702270.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 12 september 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 28 september 2017.
1.2
Aan [verzoeker] is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn een huurovereenkomst overeengekomen met betrekking tot de woning gelegen te [adres] in Aruba (hierna: het gehuurde) tegen een huurprijs van Afl. 1000,- per maand.
2.2
Bij beschikking van 22 december 2016, gedagtekend op 19 januari 2017, heeft de Huurcommissie aan [verzoeker] toestemming verleend om de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde met [gedaagde] te beëindigen.
2.3
Bij brief van 23 januari 2017 heeft [verzoeker] [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld om de achterstallige huur over de periode van november 2016 tot en met januari 2017 voor een bedrag van Afl. 3.000,- te betalen, bij gebreke waardoor verdere maatregelen tegen hem zal worden genomen.
2.4
Bij brief van 3 juli 2017 heeft [verzoeker] [gedaagde] meegedeeld dat hij in verzuim is getreden door de verschuldigde huurpenningen over de periode van februari 2017 tot en met juli 2017 niet te hebben voldaan en heeft hij [gedaagde] gesommeerd het gehuurde te ontruimen per 31 juli 2017. [gedaagde] heeft daaraan niet voldaan.
2.5 [
gedaagde] had een huurachterstand die tot en met 31 augustus 2017 die Afl. 5.000,- bedroeg.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] beveelt de in Aruba te [adres] gelegen woning uiterlijk 30 september 2017 te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van [verzoeker] zijn, en die woning onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [verzoeker], en voor zover nodig [verzoeker] te machtigen om de ontruiming van de woning zelf en desnoods met behulp van de sterke arm te doen bewerkstelligen,
b. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag of deel daarvan dat hij dat ontruimingsbevel niet nakomt;
c. [gedaagde] veroordeelt om bij wijze van voorschot aan [verzoeker] te betalen Afl. 5.000,- aan achterstallige huur;
d. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2 [
verzoeker] grondt de vordering erop dat [gedaagde] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst.
3.3 [
gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
4.2
De vordering is, nu deze niet door [gedaagde] is weersproken en het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, toewijsbaar in na te noemen zin, met dien verstande dat [gedaagde] een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis zal worden gegund om de woning te ontruimen.
4.3
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. Volgt dat [verzoeker] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [verzoeker] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat. In het licht daarvan heeft [verzoeker] dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan [gedaagde] wordt betekend, en dat aan gedaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. Bevel wordt gedaan om binnen drie dagen te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien [gedaagde] medewerking aan de ontruiming weigert. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening – zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is – bijstand van de politie inroepen. In het licht van voorgaande heeft [verzoeker] geen belang bij de verzochte machtiging.
4.4 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 241,30 aan deurwaarderskosten en Afl. 1.000,- aan gemachtigden salaris.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] om de woning gelegen te [adres] binnen veertien (14) dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van [verzoeker], en die woning onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [verzoeker],
bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor elke dag of deel daarvan dat hij voormeld ontruimingsbevel niet nakomt;
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [verzoeker] te betalen Afl. 5.000,- aan achterstallige huur;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verzoeker] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 241,30 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen. rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.