ECLI:NL:OGEAA:2017:88

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2917 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van gezag over minderjarige en benoeming van voogdes

In deze beschikking van 7 februari 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek van de Voogdijraad om de moeder van het gezag over haar minderjarige kind te ontheffen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 november 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2017 waren de moeder en de voorgestelde voogdes aanwezig, terwijl mevrouw Y. Arends namens de Voogdijraad optrad. De moeder van de minderjarige, die geboren is op [geboortedatum] 2016, heeft het gezag over het kind, maar de Voogdijraad heeft geconstateerd dat zij kampt met psychische instabiliteit en drugsverslaving, waardoor zij niet in staat is om de zorg voor het kind adequaat te vervullen.

De rechter heeft vastgesteld dat de moeder zich niet verzet tegen de ontheffing van het gezag. Gezien de omstandigheden, waaronder de opname van de moeder in een psychiatrische instelling, is het in het belang van de minderjarige om de ontheffing uit te spreken. De rechter heeft ook de voorgestelde voogdes bereid gevonden om de voogdij over de minderjarige te aanvaarden, en heeft haar benoemd tot voogdes. Daarnaast is de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige vastgesteld, waarbij de moeder recht heeft op omgang elke woensdag van 8:30 uur tot 9:00 uur.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Deze uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit en veiligheid van de minderjarige, en de noodzaak om in te grijpen wanneer een ouder niet in staat is om de zorgplicht te vervullen.

Uitspraak

Beschikking van 7 februari 2017
Behorend bij EJ nr. 2917 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba
VERWEERSTER, de moeder,
procederend in persoon,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[minderjarige],de minderjarige,
[naam voorgestelde voogdes],de voorgestelde voogdes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 24 november 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 24 januari 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder en de voorgestelde voogdes in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw Y. Arends.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Ten aanzien van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats], staat alleen het moederschap vast, zodat de moeder van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uitoefent.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt ertoe de moeder van het gezag over de minderjarige te ontheffen. Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
Ingevolge artikel 1:268, lid 1 BWA wordt ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet.
3.2
De Voogdijraad heeft op 21 november 2016 gerapporteerd en concludeert hierin het volgende. De moeder kampt met psychische instabiliteit, zij is drugsverslaafd en functioneert laag op cognitief en sociaal-emotioneel niveau. Hierdoor is moeder niet in staat dan wel is zij ongeschikt om haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen. Aangezien de minderjarige veiligheid en stabiliteit behoeft, acht de Voogdijraad het in het belang van de minderjarige dat hij niet onder het gezag van de moeder blijft.
3.3
Ter zitting is gebleken dat de moeder zich niet tegen de ontheffing verzet.
3.4
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende vast komen te staan dat de moeder ongeschikt is haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen. Gebleken is dat dat de moeder opgenomen is in de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) en dat zij daar voorlopig opgenomen zal blijven. Alhoewel de moeder op het moment nuchter en psychisch stabiel is, ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat zij, binnen afzienbare tijd, de minderjarige de nodige zorg zal kunnen bieden, aldus informatie die de Voogdijraad van de behandelende psychiater heeft ontvangen.
Gelet op de problematiek waarmee moeder te maken heeft, zal hulpverlening in gedwongen kader niet toereikend zijn. Niet te verwachten is dat moeder, binnen afzienbare tijd, in staat zal zijn om haar gezag over de minderjarige naar behoren uit te voeren noch dat zij de veiligheid en stabiliteit van de minderjarige zal kunnen waarborgen.
3.5
Nu gelet op het voorgaande aan de voorwaarden tot ontheffing genoemd in artikel 1:266 jo 1:268 lid 1 BWA is voldaan, zal het gerecht de verzochte ontheffing in het belang van de minderjarige uitspreken.
3.6
In het gezag over de minderjarige dient dan te worden voorzien. De voorgestelde voogdes is bereid de voogdij over de minderjarige te aanvaarden. Nu overigens niet is gebleken van bezwaren hiertegen, zal het gerecht het verzoek van de Voogdijraad om mevrouw [naam voorgestelde voogdes] tot voogdes te benoemen, toewijzen.
3.7
Ter zitting heeft de moeder verzocht om de huidige omgangsregeling, inhoudende dat zij één keer in de week omgang heeft met de minderjarige, wenst te behouden.
3.8
Het gerecht stelt voorop dat uitgangspunt is dat het in het algemeen in het belang van een kind is te achten dat het contact heeft met de niet-verzorgende (de niet met het gezag belaste) ouder en in beginsel hebben beiden ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten. In dit geval is niet gebleken dat een van de in artikel 1:377a BWA genoemde gronden zich voordoen, zodat het gerecht geen aanleiding ziet het recht op omgang tussen de moeder en de minderjarige te ontzeggen. Gelet op het voorgaande zal het gerecht de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige vaststellen zoals hierna vermeld.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontheft de moeder [verweerster] van het gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats],
benoemt [naam voorgestelde voogdes] tot voogdes over de minderjarige,
bepaalt de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige als volgt:
- elke woensdag van 8:30 uur tot 9:00 uur,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 7 februari 2017 door de rechter mr. N.K Engelbrecht in tegenwoordigheid van de griffier.