ECLI:NL:OGEAA:2017:894

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
EJ 2703 van 2015 /AUA2015201500366
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake pensioenaanspraken van een voormalig luchtverkeersleider tegen de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen een voormalig luchtverkeersleider, aangeduid als [Eiser in de hoofdzaak], en de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (Apfa) over pensioenaanspraken. [Eiser in de hoofdzaak] heeft van 21 juli 1980 tot 10 mei 1992 gewerkt bij de Directie Luchtvaart van de Nederlandse Antillen en is daarna tijdelijk benoemd als luchtverkeersleider in Aruba. Hij werd op 20 maart 2005 eervol ontslagen en heeft sindsdien aanspraak gemaakt op pensioen. De zaak draait om de vraag of Apfa verplicht is om [Eiser in de hoofdzaak] met ingang van zijn 55-jarige leeftijd pensioen uit te keren, zoals aanvankelijk werd aangenomen bij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst op 31 januari 2011.

De rechter heeft vastgesteld dat de pensioenleeftijd op dat moment was verhoogd naar 60 jaar door de invoering van het Nieuwe Pensioenreglement (NPR 2011). Dit betekent dat [Eiser in de hoofdzaak] niet op zijn 55ste, maar pas op zijn 60ste recht heeft op pensioen. De rechter heeft geoordeeld dat Apfa niet kan worden verplicht om in strijd met de geldende pensioenregelgeving te handelen. De vordering van [Eiser in de hoofdzaak] is dan ook afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

In de vrijwaringszaak, waarin Apfa het Land Aruba aansprakelijk stelde, is eveneens de vordering afgewezen, met veroordeling van Apfa in de proceskosten van het Land, die op nihil zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 8 november 2017 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 8 november 2017
Behorende bij EJ 2703 van 2015 /AUA2015201500366
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser in de hoofdzaak]
wonende te Aruba,
eiser in de hoofdzaak,
hierna ook te noemen: [Eiser in de hoofdzaak],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
de stichting
DE STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS ARUBA,
gevestigd te Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak
hierna ook te noemen: Apfa,
gemachtigde: de advocaten mrs. M.G.M. Schwengle en C.A.P. Schröder,
en in de voorwaardelijke vrijwaring van
de stichting
DE STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS ARUBA,
gevestigd te Aruba,
eiseres in vrijwaring
hierna ook te noemen: Apfa,
gemachtigde: de advocaten mrs. M.G.M. Schwengle en C.A.P. Schröder,
tegen:
HET LAND ARUBA,
gedaagde in vrijwaring
hierna ook te noemen: Het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. V.M. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het vrijwaringsincident
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties.
en in de zaak in vrijwaring
- het exploot van oproeping van het Land met daaraan gehecht het vonnis in het incident tot vrijwaring
- de conclusie van antwoord in vrijwaring;
- de conclusie van repliek in vrijwaring;
- de conclusie van dupliek in vrijwaring.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN IN DE HOOFDZAAK EN DE VRIJWARING

2.1 [
Eiser in de hoofdzaak] is van 21 juli 1980 tot 10 mei 1992 werkzaam geweest bij de Directie Luchtvaart van de Nederlandse Antillen.
2.2
Op 10 mei 1992 is [Eiser in de hoofdzaak] in tijdelijke dienst benoemd als luchtverkeersleider 1e klasse bij de Directie Luchtvaart (Aruba).
2.3
Bij Landsbesluit van 15 maart 2005 is [Eiser in de hoofdzaak] per 20 maart 2005 eervol ontslagen.
2.4
Bij Landsbesluit van 28 mei 2010 nr. 13 is besloten om 11 jaren, 9 maanden en 19 dagen alsmede 4 jaren en 21 dagen als geldige diensttijd aan te merken voor de beoordeling op pensioenaanspraken. Voorts diende een bedrag ad AWG 204,00 per maand op de bezoldiging van [Eiser in de hoofdzaak] te worden ingehouden.
2.5
Tegen dit besluit heeft [Eiser in de hoofdzaak] op 9 augustus 2010 bezwaar aangetekend (GAZA nr. 2028 van 2010).
2.6
Tijdens de behandeling van deze zaak tussen [Eiser in de hoofdzaak] en De Gouverneur van Aruba is op 31 januari 2011 een regeling tot stand gekomen die werd vastgelegd in een proces-verbaal. Hierin is te lezen:
‘Ter zitting heeft verweerder verklaard dat op klager in principe de verplichting rust tot terugbetaling van het bij Landsbesluit d.d. 28 mei 2010 No. 13 No. APFA/466/10 bepaalde bedrag aan de Stichting Apfa in een periode van drie jaar. Nu is komen vast te staan dat klager geen vast inkomen meer heeft gehad, nadat hij in 2005 uit de overheidsdienst is ontslagen, bestaat aanleiding om af te wijken van die aflosperiode. Op klager rust pas de verplichting om het verschuldigde bedrag aan de Stichting Apfa te betalen, wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en een maandelijks inkomen bij wijze van pensioen van de Stichting Apfa ontvangt. De Stichting Apfa zal dan maandelijks een bedrag van Afl. 204,00 op het pensioen van klager inhouden, tot dat het verschuldigde bedrag aan de Stichting Apfa volledig zal zijn afgelost.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK

3.1 [
Eiser in de hoofdzaak] verzoekt bij beschikking (GEA: bedoeld wordt vonnis) uitvoerbaar bij voorraad Apfa te veroordelen om met ingang van het bereiken van de 55-jarige leeftijd over te gaan tot het maandelijks uitkeren van het aan hem toekomend bedrag bij wijze van pensioen, althans elke andere in goede justitia te nemen beslissing, met veroordeling van Apfa in de kosten van de procedure.
3.2
Aan deze vordering legt [Eiser in de hoofdzaak] het volgende – samengevat - ten grondslag.
Bij het aangaan van de schikking op 30 januari 2011 zijn alle partijen ervan uitgegaan dat [Eiser in de hoofdzaak] op 55-jarige leeftijd pensioen zou gaan ontvangen van Apfa. De berekeningen waren hierop gebaseerd.
3.3
Apfa voert hiertegen verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van [Eiser in de hoofdzaak] in de proceskosten.

4.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN DE ZAAK IN VRIJWARING

4.1
Apfa vordert, - naar het gerecht begrijpt - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Het Land tot betaling van hetgeen waartoe Apfa in de hoofdzaak jegens [Eiser in de hoofdzaak] zal worden veroordeeld, te vermeerderen met de proceskosten die Apfa in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident heeft gemaakt, met veroordeling van [Eiser in de hoofdzaak] tot vergoeding van de proceskosten in de zaak in vrijwaring.
4.2
Apfa grondt de vordering erop dat het Land gehouden is Apfa te vrijwaren omdat zij geen partij is geweest bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst tussen [Eiser in de hoofdzaak] en het Land. Voorts heeft Apfa geen invloed op de inhoud van de pensioenregelingen die zij uitvoert.
4.3
Het Land voert - kort weergegeven - het volgende verweer.
Tussen de regering en de vakbonden is op 26 augustus 2010 een bilateraal akkoord tot stand gekomen waarbij afspraken zijn gemaakt over salarisaanpassingen en pensioen in de publieke sector. Afgesproken werd dat de deelnemers van de Pensioenverordening Landsdienaren (PVL) overgingen in een nieuwe pensioenregeling, waarbij de tot 31 december 2010 in de PVL opgebouwde rechten werden behouden, met dien verstande:
Pensioenleeftijd 65 jaar;
Middelloonregeling
Franchise (inbouw AOV).
Het gevolg van deze afspraken was dat per 1 januari 2011 de PVL werd ingetrokken en het Nieuwe Pensioenreglement 2011 (NPR 2011) werd ingevoerd. De opgebouwde PVL-pensioenen van actieve deelnemers zijn toen ingebracht in het NPR 2011, waarbij de pensioenleeftijd werd verhoogd van 55 naar 60 jaar. Ten tijde van de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst tussen [Eiser in de hoofdzaak] en het Land op 31 januari 2011 was de PVL al ingetrokken. Op dat moment was de pensioenleeftijd derhalve reeds 60 jaar.
Per 1 januari 2014 is het NPR 2011 vervangen door het NPR 2014. De verworven NPR 2011 pensioenen zijn toen ingebracht in de NPR 2014. De pensioenleeftijd is toen verhoogd van 60 jaar naar de AOV-gerechtigde leeftijd. Een en ander betekent dat op [Eiser in de hoofdzaak] de verplichting rust om het verschuldigde inkoop bedrag aan Apfa te betalen, wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en maandelijks inkomen bij wijze van pensioen van Apfa ontvangt. De vordering van [Eiser in de hoofdzaak] dient dan ook te worden afgewezen.

5.DE BEOORDELING IN DE HOOFDZAAK

5.1
Aan de orde is de vraag of Apfa gehouden is [Eiser in de hoofdzaak] met ingang van [geboortedatum] 2015 - de dag waarop hij 55 jaar werd - ouderdomspensioen uit te keren.
5.2
Voorop wordt gesteld dat Apfa de uitvoerder is van de pensioenregelingen hier te lande. Tot 1 januari 2011 gold de Pensioenverordening Landsdienaren (PVL), op grond waarvan [Eiser in de hoofdzaak] op zijn 55ste levensjaar voor pensioen in aanmerking kon komen. Deze regeling is vervangen en de pensioengerechtigde leeftijd is door de inwerkingtreding van het Nieuwe Pensioenreglement (NPR 2011) per
1 januari 2011verhoogd naar 60 jaar. Op de dag dat [Eiser in de hoofdzaak] met het Land de onderhavige vaststellingsovereenkomst sloot, 31 januari 2011, gold derhalve de NPR 2011 en bedroeg de pensioengerechtigde leeftijd 60 jaar.
5.3
Per 1 januari 2014 is de pensioengerechtigde leeftijd vervolgens gelijk gesteld aan de AOV-gerechtigde leeftijd. Uit de considerans van de pensioen- en financieringsovereenkomst d.d. 15 december 2014 volgt dat de NPR 2014 zal gelden voor alle deelnemers die deelnemen aan de NPR 2011. Dit impliceert dat [Eiser in de hoofdzaak] thans valt onder de werking van NPR 2014.
5.4
Op grond van dit wettelijk kader gold dat, op het moment dat [Eiser in de hoofdzaak] en het Land op 31 januari 2011 tot overeenstemming kwamen, de pensioengerechtigde leeftijd 60 jaar was. Het enkele feit dat [Eiser in de hoofdzaak] (en/of het Land) tijdens de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst op 31 januari 2011 ervan uit ging(en) dat [Eiser in de hoofdzaak] bij het bereiken van zijn 55ste levensjaar een pensioenuitkering zou ontvangen, heeft niet tot gevolg dat Apfa niet gebonden is aan de vigerende pensioenregelgeving.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat Apfa, zelfs indien ervan uit dient te worden gegaan dan Apfa (impliciet) partij was bij de vaststellingsovereenkomst van 31 januari 2011, niet veroordeeld kan worden om – contra legem - aan [Eiser in de hoofdzaak] vanaf zijn 55ste levensjaar een pensioenuitkering toe te kennen. De vordering wordt derhalve afgewezen.
5.6 [
Eiser in de hoofdzaak] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de hoofdzaak veroordeeld.

6.DE BEOORDELING IN DE ZAAK IN VRIJWARING

6.1
Nu de vordering in de hoofdzaak niet toegewezen wordt, wordt de voorwaardelijke vordering in de zaak in vrijwaring eveneens afgewezen, met veroordeling van Apfa tot vergoeding van de proceskosten van het Land. Deze kosten worden op nihil gesteld, nu het Land vertegenwoordigd werd door een procesgemachtigde en de enkele bijdrage van de ingeschakelde advocaat, mr. J.P. Sjiem-Fat, beperkt is gebleven tot de conclusie van dupliek in het vrijwaringsincident, waarin het Land zich refereerde.

7.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in de hoofdzaak
7.1
wijst het gevorderde af;
7.2
veroordeelt [Eiser in de hoofdzaak] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Apfa begroot op AWG 2.500,00 voor salaris gemachtigde;
in de zaak in vrijwaring
7.3
wijst het gevorderde af;
7.4
veroordeelt Apfa in de proceskosten van het Land, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.