ECLI:NL:OGEAA:2017:920

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
EJ nr. 3050 van 2016/AUA201601463
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak betreffende levensonderhoud voor minderjarig kind

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de Voogdijraad als verzoeker opgetreden tegen de man, die in persoon procedeerde. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere beschikking van 7 februari 2017, waarin een DNA-onderzoek was gelast om de biologische vaderschap van de man vast te stellen. De man heeft echter aangegeven dat het DNA-onderzoek niet is uitgevoerd vanwege financiële redenen. Tijdens de zitting heeft de man erkend dat hij een langdurige relatie met de moeder van het kind heeft gehad en dat hij gedurende de jaren 2014 tot en met 2016 maandelijks heeft bijgedragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is en dat hij, als verwekker, verplicht is bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, naar draagkracht. De hoogte van de kinderalimentatie is bepaald op basis van de kosten van verzorging en opvoeding, die gemiddeld Afl. 650,-- per maand bedragen, met een totale vaststelling van Afl. 850,-- per maand, rekening houdend met bijzondere kosten zoals oppas.

De draagkracht van zowel de moeder als de man is beoordeeld. De moeder heeft een netto inkomen van ongeveer Afl. 4466,-- per maand, terwijl de man, na zijn herintrede op de arbeidsmarkt, een netto inkomen van ongeveer Afl. 1700,-- per maand heeft. Gezien de financiële situatie van de man, die geen draagkracht overhoudt na aftrek van zijn lasten, heeft het gerecht besloten dat de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige op nihil per maand wordt vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 21 november 2017
Behorend bij EJ nr. 3050 van 2016/AUA201601463
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[de man],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de man,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[de moeder], de moeder,
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 7 februari 2017. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief zijdens de man, ingediend op 6 juni 2017;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 10 oktober 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon en de man in persoon. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mr. M. Ras-Pieternella.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij beschikking van dit gerecht van 7 februari 2017 is een DNA-onderzoek gelast naar de vraag met welke mate van waarschijnlijkheid de man de biologische vader is van de minderjarige. De man heeft bij brief van 6 juni 2017 aan het gerecht laten weten dat het DNA-onderzoek niet is verricht, nu hij het bedrag niet bij elkaar heeft kunnen verzamelen. Dit brengt mee dat over het biologische vaderschap geen duidelijkheid bestaat.
2.2
Ter zitting heeft de man erkend dat hij een lange relatie met de moeder heeft gehad in het conceptietijdvak. Daar komt nog bij dat de man in de periode 2014 tot en met 2016 maandelijks heeft bijgedragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht acht het om die reden bewezen dat de man de verwekker is van het kind.
2.3
Zoals het gerecht reeds in haar tussenbeschikking van 7 februari 2017 heeft overwogen is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Dit geschiedt naar draagkracht.
2.4
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de biologische vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
2.5
De kosten van verzorging en opvoeding
2.5.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 650,-- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten aan kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,-- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
bijzondere kosten
2.5.2
Het gerecht zal rekening houden met de post “oppas” ad Afl. 200,-- per maand nu deze nader (met stukken) is onderbouwd. Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 850,-- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen
.
2.6
De draagkracht van de moeder
2.6.1
Blijkens de door de moeder overgelegde loonstrookjes bedraagt haar loon netto gemiddeld afgerond ca Afl. 4466,-- per maand.
2.6.2
Het gerecht houdt wat betreft de lasten rekening met de (onbetwiste) posten “huur” ad Afl. 1450,-- “pers. lening” ad Afl. 726,--, “motorrijtuigbelasting” ad Afl. 25,--, “autoverzekering” ad Afl. 71,84. De post “transportkosten” ad Afl. 250,-- zal - nu deze niet nader (met stukken) is onderbouwd - buiten beschouwing worden gelaten. Dit betekent dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van Afl. 2.193,15, waarvan zij moet voorzien in haar eigen levensonderhoud
2.7
De draagkracht van de man
2.7.1
De man heeft een nieuwe partner en vormt met haar en hun kinderen een gezin. Twee minderjarige kinderen wonen in het gezin. Blijkens de door de man overgelegde arbeidsovereenkomst heeft de man sinds januari 2017 weer een baan nadat zijn vorige dienstbetrekking per 30 juni 2016 werd ontbonden. Hij verdient tegen een brutoloon van gemiddeld afgerond ca Afl. 2.556,-- per maand gemiddeld. Deze berekening is gebaseerd op de gedachte dat de man vijf keer in de week werkzaam is. Het gerecht gaat ervan uit dat het nettoloon van de man de ca Afl. 1.700, zal bedragen.
2.7.2
Wat betreft de lasten zou het gerecht in principe rekening moeten houden met de posten “autolening Aruba Bank” ad Afl. 555,--, “FCCA” ad Afl. 935,--, “motorrijtuigbelasting” ad Afl. 25,--, “motorrijtuigverzekering” ad Afl. 206,--, “tandarts zoon” ad Afl. 100,--, “Aqua Windies” ad Afl. 111,-- en “FEPO” ad Afl. 160,--. Verder zal het gerecht rekening houden met de onbetwiste post “Nederlandse les dochter” ad Afl 200,--. De posten “erfpacht”, “credit card Aruba Bank” en “school geld/supplies/uniform” zullen - nu deze niet nader (met stukken) zijn onderbouwd - buiten beschouwing worden gelaten. Dit betekent echter dat de vader maandelijks geen draagkracht overhoudt Daarbij overweegt het gerecht dat de partner van de man wegens haar slechte gezondheid niet kan bijdragen in de kosten van het gemeenschappelijk huishouden.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [de man] in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba, op nihil per maand,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 21 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.