ECLI:NL:OGEAA:2017:925

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
A.R. 108 van 2017/AUA201700362
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kredietovereenkomst tussen ABN AMRO BANK N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert de ABN AMRO BANK N.V. betaling van een openstaande schuld door gedaagde, die een kredietovereenkomst met de bank had. De overeenkomst, afgesloten op 24 november 2005, betrof een krediet van EUR 1.000,00, met een rentevergoeding van 7% gedurende de eerste zes jaar. De bank stelt dat gedaagde het krediet nooit heeft afgelost en heeft haar meerdere keren aangemaand. Gedaagde betwist de schuld en stelt dat zij de kredietfaciliteit heeft opgezegd voor haar emigratie naar Aruba, maar kan dit niet voldoende onderbouwen.

De rechter oordeelt dat gedaagde de kredietfaciliteit niet volledig heeft afgelost en dat de bank recht heeft op betaling van de hoofdsom en de contractuele rente. De rechter wijst de vordering van de bank toe, maar compenseert de proceskosten, omdat beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van EUR 1.116,37, vermeerderd met rente, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. De rechter verwijst gedaagde voor een betalingsregeling naar de deurwaarder, rekening houdend met haar financiële situatie.

Uitspraak

Vonnis van 22 november 2017
Behorend bij A.R. 108 van 2017/AUA201700362
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Nederland, woonplaats kiezende te Curacao, ten kantore van haar gemachtigde,
eiseres, hierna te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna te noemen [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen is op 24 november 2005 een overeenkomst tot stand gekomen met de titel ‘overeenkomst ABN AMRO Studenten pakket’. Op grond hiervan heeft de bank [Gedaagde] voor onbepaalde tijd een krediet van EUR 1.000,00 ter beschikking gesteld. Over het opgenomen deel van het krediet is [Gedaagde] rente verschuldigd .
2.2
Het krediet kent 2 fases. Fases 1 gold tot en met 6 jaar na ingangsdatum overeenkomst en kent een rente vergoeding van 7,0% op jaarbasis. De rentevergoeding behorende bij Fase II is vermeld in een brochure met de naam ‘leentarieven onder Privélimiet Plus’. Deze brochure is niet overgelegd.
2.3
Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden van de bank van toepassing.
2.4
Bij brieven van 13 november 2012, 18 december 2012,11 maart 2013, 15 juli 2013 is [Gedaagde] aangemaand op het adres [adres 1]. Bij brieven van 11 februari 2014 en 10 maart 2014 op het adres [adres 2] te Aruba.
2.5
Uit het uittreksel van het bevolkingsregister d.d. 28 januari 2014 volgt dat [Gedaagde] op dat moment ingeschreven stond op het adres [adres 2].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De bank vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [Gedaagde] tot betaling van EUR 1.838,38, te vermeerderen met de contractuele rente over EUR 1.116,37 vanaf 28 november 2016 tot de dag der voldoening, met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
De bank stelt dat [Gedaagde] het krediet nimmer heeft aangezuiverd.
3.3 [
Gedaagde] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kern van het geschil betreft de vraag of [Gedaagde] nog iets verschuldigd is uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen kredietovereenkomst.
4.2 [
Gedaagde] stelt dat zij vlak voorafgaande aan de emigratie naar Aruba de kredietfaciliteit bij de bank heeft opgezegd. Zij verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar een door [naam partner] – haar partner - ingevuld formulier waaruit blijkt dat hij zijn kredietovereenkomst beëindigt. Dit formulier is evenwel onvoldoende om aan te nemen dat [Gedaagde] haar kredietfaciliteit eveneens heeft opgezegd. Het enkele feit dat [Gedaagde] haar bewijsstukken tijdens de verhuizing is kwijtgeraakt leidt niet tot een andere oordeel, nu dit een omstandigheid betreft die voor haar rekening en risico komt. Aldus houdt het gerecht ervoor dat [Gedaagde] de kredietfaciliteit niet volledig heeft afgelost.
4.3 [
Gedaagde] stelt voorts dat de overgelegde sommatiebrieven hebben haar nimmer bereikt. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Of de sommaties die naar het adres [adres 1] verzonden zijn [Gedaagde] bereikt hebben kan niet worden vastgesteld, omdat onbekend is of zij daadwerkelijk op dat adres heeft gewoond. De bank heeft geen historisch uittreksel overgelegd waaruit dit blijkt. Voorts kan evenmin met zekerheid worden gesteld dat de sommaties die verzonden zijn naar [adres 2] haar wel hebben bereikt. Het gaat om twee kort na elkaar verzonden sommaties, die zonder ontvangstbevestiging zijn verstuurd. Daar komt bij dat de postbezorging in Aruba nog immer te wensen overlaat. Aldus staat niet vast dat [Gedaagde] de sommatie aan het adres [adres 2] wel heeft ontvangen. Dit heeft tot gevolg dat ervan uit wordt gegaan dat [Gedaagde] eerst na ontvangst van het verzoekschrift kennis kreeg van haar openstaande schuld bij de bank. Dit heeft tot gevolg dat de incassokosten worden afgewezen, nu deze nodeloos zijn gemaakt.
4.4 [
Gedaagde] heeft de openstaande hoofdsom niet betwist, zodat deze toegewezen kan worden. De contractuele rente is eveneens toewijsbaar vanaf 26 januari 2017 tot de dag der voldoening. De contractuele rente bedroeg gedurende fase I 7% op jaar basis. Over de hoogte van de contractuele rente over fase II is geen informatie verstrekt. Dit heeft tot gevolg dat een rente percentage wordt toegewezen van 7% op jaarbasis.
4.5 [
Gedaagde] verzoekt bij toewijzing van het gevorderde om een betalingsregeling. Hiervoor wordt zij verwezen naar de deurwaarder, omdat dit de omvang van het geschil te buiten gaat. Overigens is het gerecht van oordeel dat de deurwaarder een betalingsregeling met [Gedaagde] dient overeen te komen die passend is bij de hoogte van het gezinsinkomen en de
gezinslasten. Het heeft geen zin om een betalingsregeling te forceren, waarvan van meet af aan bekend is dat die niet correct nagekomen kan worden.
4.6
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [Gedaagde] tot betaling aan de bank van een bedrag van EUR 1.116,37, te vermeerderen met de contractuele rente van 7% op jaarbasis vanaf 26 januari 2017 tot de dag der voldoening;
5.2
verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.