ECLI:NL:OGEAA:2017:926

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
A.R. 236 van 2015 / AUA201500324
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en geschil over koopsom tussen eiseres en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen eiseres en gedaagde over de koopprijs van onroerend goed. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.F. Falconi, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Steward, waren verwikkeld in een juridische strijd over de hoogte van de koopprijs van een terrein in [land]. De zaak volgde op een tussenvonnis van 16 november 2016, waarin gedaagde de gelegenheid kreeg om tegenbewijs te leveren over de koopprijs die hij had betaald voor het onroerend goed. Gedaagde stelde dat de koopprijs USD 168.500 bedroeg, terwijl eiseres en de getuigen verklaarden dat de prijs USD 248.500 was, zoals vermeld in een taxatierapport.

Tijdens de rechtszittingen werden verschillende getuigen gehoord, waaronder de zoon van gedaagde en zijn financieel adviseur, die bevestigden dat gedaagde op de hoogte was van de taxatiewaarde en dat hij instemde met de koopprijs van USD 248.500. Het gerecht concludeerde dat er tussen de partijen overeenstemming bestond over deze koopsom, en dat gedaagde misbruik had gemaakt van de onduidelijkheid in de koopovereenkomst. Het gerecht oordeelde dat gedaagde in het ongelijk was gesteld en dat hij de vordering van eiseres moest voldoen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 september 2014.

In de uitspraak werd gedaagde veroordeeld tot betaling van USD 80.500 aan eiseres, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 22 november 2017 door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 22 november 2017
Behorend bij A.R. 236 van 2015 / AUA201500324
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te Aruba,
eisereses, hierna ook te noemen: [eiseres]
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward,

1.DEVERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2016;
- de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde];
- proces-verbaal van getuigenverhoor op 26 april 2017;
- de akte uitlating aan de zijde van partijen;
- proces-verbaal van getuigenverhoor op 21 augustus 2017;
- de akte uitlating aan de zijde van [eiseres];
- proces-verbaal van getuigenverhoor op 13 oktober 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij vonnis van 16 november 2016 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld
tegenbewijsbij te brengen van de voorshands aangenomen stelling dat de koopprijs van het door [gedaagde] van [eiseres] gekochte onroerend goed te [plaats] te [land] ad
USD 248.500,00 bedroeg.
2.2 [
gedaagde] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en [getuige 1] (zijn zoon, tevens directeur van [bedrijf]), [getuige 2] (zijn financieel adviseur) en [getuige 3], zijn voormalige gemachtigde, als getuigen laten horen.
2.3 [
getuige 1] verklaart onder meer als volgt:
‘Mijn vader heeft mij verteld dat de prijs van het terrein in [land] 9 cent per vierkante meter bedroeg. Het ging om meer dan 1 miljoen vierkante meter.[..] Ik weet dat de totale koopsom van het terrein 168.000 was. Ik weet niet of dat in USD of Florins was.’
2.4
Getuige [getuige 2] verklaart onder meer als volgt.
‘Ik was aanwezig bij een bespreking in 2014 toen [gedaagde] mij vertelde dat hij zijn portfolio op internationaal gebied wilde uitbreiden. Tijdens dit gesprek kwam advocaat A. [getuige 4] opdagen. [getuige 4] vertelde dat [getuige 3] voor een cliënt van hem op Aruba een terrein in [land] te koop had. [gedaagde] was hierin geïnteresseerd en een week later kwam hij langs met documenten over dit terrein. […] Op dat moment werd er nog niet gesproken over een koopsom. Twee of drie maanden later kregen we het voorlopig koopcontract van [getuige 3]. De totale koopsom bedroeg USD 168.000 en de downpayment USD 80.000. […] Alvorens de overeenkomst getekend werd heeft [gedaagde] 3 x aan mevrouw [eiseres] gevraagd of zij alles goed gelezen had en of alles zo goed was. […] Ongeveer drie maanden later kwam mevrouw [eiseres] in [bedrijf] en heeft [gedaagde] haar naar mij doorgestuurd. […] Mevrouw [eiseres] zei dat het fout was en dat [getuige 3] de overeenkomst had moeten aanpassen. Mevrouw [eiseres] wilde nog een betaling van USD 80.000.’
2.5
Getuige [getuige 3] verklaart onder meer als volgt:
‘Ik trad reeds geruime tijd op voor [gedaagde] en zijn bedrijven. […] Bij de onderhavige zaak was ook mijn kantoorgenoot [getuige 4] betrokken. Eind 2013 begin 2014 waren wij betrokken bij de mogelijke aankoop van een groot terrein in [plaats] tegenover de kerk. [gedaagde] wilde daar een mall ontwikkelen. […] Tijdens deze gesprekken vertelde [getuige 4] dat ons kantoor een dame vertegenwoordigde die een groot terrein in [land] wilde verkopen. [getuige 4] kwam terug op kantoor en vertelde mij dat [gedaagde] interesse had. Hierop zei ik dat nu als eerste een taxatierapport moest worden gemaakt van dit terrein. […] Op een gegeven moment kwam dit taxatierapport, waaruit bleek dat de waarde werd begroot op USD 248.000,00. Ik heb de prijs verhoogd tot USD 248.500,00, zodat [gedaagde] niet onder de taxatiewaarde zou kopen. [getuige 4] heeft het taxatierapport naar [gedaagde] gebracht en met hem hierover gesproken. [getuige 4] kwam terug op kantoor na het gesprek met [gedaagde] en vertelde dat [gedaagde] de prijs had aanvaard. […] Een paar weken later kreeg ik de opdracht om een koopovereenkomst op te stellen. Op verzoek van [eiseres] is de koopprijs gesplitst in een bedrag ad USD 80.000,00 dat zij in Aruba wenste te ontvangen en een bedrag ad USD 168.500,00 dat zij elders wenste te ontvangen. Ik heb dit met [gedaagde] besproken en hij vond het prima dat de betaling op deze wijze zou plaats vinden. [gedaagde] wist dat de koopsom USD 248.500 bedroeg omdat hij het taxatierapport kende. Het bevreemd mij dat hij nu beweert dat de koopsom USD 168.500 is. [...]
[gedaagde] heeft bij mij nooit enige twijfel geuit over de hoogte van de koopprijs. [getuige 2] evenmin’ .’
2.6 [
eiseres] is hierna in de gelegenheid gesteld getuigen op te roepen. Zij heeft [getuige 4] als getuige laten horen. Hij verklaart onder meer als volgt:
‘Het is juist dat ik het taxatierapport van het terrein in [land] naar mijnheer [gedaagde] heb gebracht. […] In dit rapport stond de waarde van het terrein in [land]. U moet weten dat ik op dat moment voor [gedaagde] bezig was met een ander terrein, maar dat was hier in Aruba, waarvan de vierkante meterprijs circa driehonderd dollar was. De prijs van het terrein in [land], zo rekende men uit, was slechts enkele centen per vierkante meter. Dit was een koopje in vergelijking met andere zaken waar we mee bezig waren. […] Ik concludeer, omdat [gedaagde] het een koopje vond, hij instemde met het bedrag dat genoemd werd in het taxatierapport.’
2.7
Op basis van de getuigenverklaringen, afzonderling en in onderlinge samenhang bezien, acht het gerecht de als voorhands aangenomen stelling dat de koopprijs USD 248.500 bedroeg, rechtens juist. Hiertoe strekt het volgende.
[getuige 3] heeft onder ede verklaard dat [gedaagde] instemde met de waarde, zoals vermeld in het taxatierapport. Ook [getuige 4] komt tot dezelfde conclusie, omdat [gedaagde] tegen hem gezegd had dat hij het ‘een koopje’ vond. Uit de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] volgt dat [gedaagde], na ontvangst van het taxatierapport, [getuige 3] heeft verzocht om de voorlopige koopovereenkomst op te stellen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] [getuige 3] op enig moment heeft laten weten niet in te stemmen met het bedrag zoals vermeld in het taxatierapport. Evenmin is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] met [eiseres] heeft onderhandeld over een andere koopsom dan de taxatiewaarde. Het gerecht gaat er derhalve vanuit tussen [gedaagde] en [eiseres] gave overeenstemming bestond over de koopsom van USD 248.500 en dat [gedaagde] eerst na ontvangst van het - onduidelijk geredigeerde - voorlopige koopcontract besloten heeft om zich op het standpunt te stellen dat de totale koopsom USD 168.500 bedroeg. Dit verklaart ook waarom [gedaagde] bij het ondertekenen van de voorlopige koopovereenkomst tot drie keer toe - aldus getuige [getuige 2] - aan mevrouw [eiseres] vroeg of zij alles goed had gelezen en of alles zo goed was. Deze vragen zijn niet nodig indien beide partijen van dezelfde koopsom uitgaan.
2.8
Voorts acht het gerecht het opmerkelijk dat [gedaagde] zijn advocaat hevig heeft laten protesteren tegen het afleggen van een getuigenverklaring door [getuige 4]. Nadat het gerecht [getuige 4] meedeelde dat hij zich niet kon beroepen op zijn verschoningsrecht (omdat het belang van de waarheidsvinding in deze zaak meer gewicht toekwam dan de geheimhoudingsplicht van de advocaat) heeft hij schoorvoetend een korte verklaring afgelegd. De enige reden waarom [gedaagde] bezwaar kan maken tegen het horen van [getuige 4] als getuige in deze zaak, is naar het oordeel van het gerecht gelegen in de omstandigheid dat [gedaagde] wist dat [getuige 4] in zijn nadeel zou kunnen verklaren. [getuige 4] heeft zich op de vlakte gehouden, doch dit laat onverlet dat het gerecht van oordeel is dat in rechte is komen vast te staan dat er overeenstemming bestond over een koopsom van USD 248.500.
2.9
De door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen met betrekking tot de vierkante meter prijs van 9 dollarcent, leiden niet tot een ander oordeel. Immers, deze vierkante meter prijs - die strookt met een koopprijs van USD 168.500 - kan berekend zijn na ontvangst van het voorlopige koopcontract. Om deze reden leveren beide verklaringen geen bewijs op in het voordeel van [gedaagde]. Daar komt bij dat zoon [getuige 1] belang heeft bij de afloop van deze zaak.
2.1
Het gerecht is van oordeel dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de onhandig geredigeerde koopovereenkomst, terwijl hij wist dat tussen hem en [eiseres] gave overeenstemming bestond over een koopsom van USD 248.500,00 (min of meer gelijk aan de taxatiewaarde), welk bedrag in twee delen betaald diende te worden.
2.11
De vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2014, zijnde de eerste dag waarop [gedaagde] in verzuim was, wordt dan ook toegewezen.
2.12 [
gedaagde] wordt, nu hij in het ongelijk is gesteld, veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
veroordeelt [gedaagde] te betalen aan [eiseres] een bedrag van USD 80.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2014 tot de dag der voldoening;
3.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op AWG 1.440,00 aan griffierecht, AWG 420,95 aan explootkosten en
AWG 12.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
3.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.