ECLI:NL:OGEAA:2017:930

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2273 van 2017 / AUA201702757
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling na zwangerschapsverlof

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap CALABAS HOTELS N.V., h.o.d.n. RIU HOTELS, vertegenwoordigd door de advocaten mrs. R.A. Wix en E.R. Zeppenfeldt. De eiseres vorderde onder andere doorbetaling van haar gebruikelijke loon vanaf 6 oktober 2017 en wedertewerkstelling na afloop van haar zwangerschapsverlof. De procedure vond plaats op 3 november 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Eiseres stelde dat haar dienstverband niet rechtsgeldig was geëindigd op 6 oktober 2017, zoals Riu had geclaimd. Riu voerde aan dat er sprake was van een tikfout in de arbeidsovereenkomst en dat het dienstverband van eiseres automatisch was geëindigd. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de claim van Riu en dat het dienstverband van eiseres voortduurde. Het Gerecht concludeerde dat de vorderingen van eiseres in een bodemprocedure waarschijnlijk zouden worden toegewezen, met een gematigde wettelijke verhoging van maximaal 18%.

Het vonnis, uitgesproken op 22 november 2017, bevatte een veroordeling voor Riu om het loon van eiseres te betalen, haar na haar zwangerschapsverlof weer aan het werk te stellen, en het opleggen van dwangsommen bij niet-naleving. Riu werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op dat moment waren begroot op Afl. 672,52 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 22 november 2017
Behorend bij K.G. no. 2273 van 2017 / AUA201702757
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
CALABAS HOTELS N.V., h.o.d.n. RIU HOTELS,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Riu,
gemachtigden: de advocaten mrs. R.A. Wix en E.R. Zeppenfeldt.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van vrijdag 3 november 2017.
1.2 [
eiseres] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde, terwijl Riu is verschenen bij haar gemachtigden. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, Riu mede aan de hand van een overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Riu veroordeelt om aan [eiseres] te betalen haar gebruikelijke loon gerekend vanaf 6 oktober 2017 totdat de dienstbetrekking van [eiseres] bij Riu rechtsgeldig zal zijn geëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
b. Riu beveelt [eiseres] na afloop van haar zwangerschapsverlof weer te werk te stellen in haar gebruikelijke functie, en bepaalt dat Riu ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- voor iedere dag dat Riu dit bevel niet opvolgt;
c. Riu veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Riu voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte, kosten rechtens. Subsidiair concludeert Riu tot matiging van de wettelijke verhoging tot 15%.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2
Vast staat tussen partijen onder meer het volgende. Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten eerste schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was [eiseres] in loondienst van Riu voor de periode van 28 november 2016 tot 24 februari 2017, en dat ter vervanging van een werkneemster van Riu die tijdelijk afwezig was in verband met zwangerschapsverlof. Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten tweede schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde (hierna: de overeenkomt) is [eiseres] per 6 april 2017 opnieuw in loondienst getreden van RIU, welk dienstverband volgens die overeenkomst eindigde op 6 oktober 2017. Artikel 1 van de overeenkomst vermeldt onder meer: “
(…). Employer and Employee hereby enter into a temporary agreement due to increase of Employer’s business activities.”. In juli 2017 gaf [eiseres] aan Riu te kennen dat ze zwanger was en dat ze per 20 oktober 2017 met zwangerschapsverlof zou gaan. Riu heeft op enig voor 6 oktober 2017 gelegen moment aan [eiseres] te kennen gegeven dat de overeenkomst niet zou worden verlengd, en dat haar dienstverband per 6 oktober 2017 automatisch zou eindigen.
3.3
In het licht van vorenstaande stelt Riu dat voormeld citaat uit de overeenkomst een voor [eiseres] kenbare tikfout behelst, omdat Riu het tweede tijdelijke dienstverband met [eiseres] wederom is aangegaan ter vervanging van een andere werkneemster, te weten [naam werkneemster], die op 18 april 2017 met zwangerschapsverlof is gegaan. Die stelling heeft [eiseres] gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Het Gerecht ziet evenmin grond om die beweerdelijke volgens Riu voor [eiseres] kenbare tikfout voorshands aannemelijk te oordelen. Dit klemt temeer omdat uit de door Riu overgelegde productie 2 blijkt dat het zwangerschapsverlof van [naam werkneemster] voornoemd zou eindigen op 10 juli 2017, en dat zij de dag na die datum haar werkzaamheden bij Riu moest hervatten. Tussen die hervattingsdatum en 6 oktober 2017 zijn vrijwel drie maanden gelegen, gedurende welke periode geen sprake kon zijn van de door Riu gestelde vervanging.
3.4
Ingevolge het tweede lid van artikel 7A:1613x BW kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen worden gesloten indien sprake is van de in dat lid onder a. tot en met d. (limitatief) genoemde gevallen. In het licht van het hiervoor vermelde komt in dit geschil niet vast te staan noch wordt het voorshands aannemelijk geoordeeld dat sprake is van één van die gevallen. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht zijn ingevolge het derde lid van artikel 7A:1613x BW op de overeenkomst de bepalingen van toepassing inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het dienstverband van [eiseres] is derhalve, anders dan Riu stelt, niet van rechtswege geëindigd op 6 oktober 2017, en evenmin heeft Riu gesteld dat zij met inachtneming van de bepalingen voor beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd het dienstverband met [eiseres] heeft opgezegd.
3.5
De voorshandse slotsom luidt dat het krachtens de overeenkomst tot stand gekomen dienstverband van [eiseres] bij Riu per 6 oktober 2017 niet is geëindigd, en voortduurt totdat daar rechtsgeldig een einde aan is gekomen.
3.6
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging gematigd wordt vastgesteld op telkens maximaal 18% nu het Gerecht geen grond ziet om die verhoging vast te stellen op een ander percentage. De thans door [eiseres] verzochte voorzieningen zullen in die zin worden toegewezen.
3.7
Dwangsommen worden gemaximeerd opgelegd aan Riu als na te melden.
3.8
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Riu bij afwijzing van het door [eiseres] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiseres] bij toewijzing daarvan.
3.9
Riu zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op
(450,-- + 222,52 =) Afl. 672,52 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Riu om aan [eiseres] te betalen haar gebruikelijke loon gerekend vanaf 6 oktober 2017 totdat de dienstbetrekking van [eiseres] bij Riu rechtsgeldig zal zijn geëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 18%;
-beveelt Riu om [eiseres] na afloop van haar zwangerschapsverlof weer te werk te stellen in haar gebruikelijke functie;
-bepaalt dat Riu ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- voor iedere dag dat Riu dit bevel niet opvolgt, met dien verstande dat Riu te dezen maximaal Afl. 50.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Riu in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 672,52 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 22 november 2017.