ECLI:NL:OGEAA:2017:94

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
LAR nr. 443 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellant die in Aruba verblijft en een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft aangevraagd. De minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu heeft op 26 augustus 2015 het verzoek van de appellant afgewezen. Vervolgens heeft de minister op 5 februari 2016 het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld op 4 maart 2016. De zitting vond plaats op 12 december 2016, waar de appellant in persoon verscheen, vergezeld van zijn echtgenote, en de minister vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. M. van Wilgen.

De rechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, ingaande op de dag na de datum van de beschikking. De appellant betoogde dat zijn bezwaarschrift op 11 september 2015 ter post was aangeboden, maar de minister stelde dat het bezwaarschrift pas op 19 oktober 2015 was ontvangen, wat na de termijn was. De rechter oordeelde dat de vertraagde postbezorging niet als een verschoonbare reden kon worden aangemerkt, aangezien er alternatieven waren voor het indienen van het bezwaarschrift, zoals indiening in persoon of verzending per koeriersdienst.

Uiteindelijk heeft de rechter het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 13 februari 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 13 februari 2017
LAR nr. 443 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
verblijvend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van INTEGRATIE, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 augustus 2015 heeft verweerder het verzoek van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf, om als rentenier alhier te verblijven, te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 5 februari 2016 heeft verweerder het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 4 maart 2016 heeft appellant daartegen beroep ingesteld.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2016, waar appellant in persoon, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt een bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2
Aan de beschikking van 5 februari 2016 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift na afloop van de termijn voor het indienen daarvan bij hem is ingekomen.
2.3
Appellant betoogt dat verweerder de overschrijding van de termijn ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht. Het bezwaarschrift is op 11 september 2015 ter post aangeboden, zodat hij er vanuit mocht gaan dat dat geschrift binnen de gestelde termijn bij verweerder zou worden bezorgd. De omstandigheid dat de postbezorging hier te lande zodanig vertraagd is, dat de bezorgtermijn omstreeks vijf weken kan bedragen, is hem niet toe te rekenen, aldus appellant.
2.3.1
Het betoog faalt. De beschikking is op 26 augustus 2015 gegeven, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is aangevangen op 27 augustus 2015 en is geëindigd op 7 oktober 2015. Het bezwaarschrift, naar verweerder onbetwist heeft gesteld, bij hem op 19 oktober 2015 ingekomen, is buiten deze termijn ingediend.
Zo appellant het bezwaarschrift, zoals gesteld, op 11 september 2015 ter post heeft aangeboden, heeft verweerder de vertraagde postbezorging terecht niet aangemerkt als een bijzondere, niet aan appellant toe te rekenen, omstandigheid op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege dient te blijven. Voor postbezorging, waarvan algemeen bekend is dat deze hier te lande niet binnen dezelfde termijn wordt bezorgd als waarbinnen postbezorging binnen Nederland plaatsvindt, bestaan voldoende alternatieven, zoals indiening van het bezwaarschrift in persoon, verzending daarvan per koeriersdienst en verzending daarvan per fax. Appellant heeft niet gepoogd een van deze alternatieven te benutten. Onder deze omstandigheden dienen de gevolgen van de vertraagde postbezorging voor rekening van appellant te komen.
2.4
Het beroep is ongegrond.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep van ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-plaatsvervanger in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 13 februari 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).