In deze zaak heeft de verzoekster, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot ondercuratelestelling van de betrokkene, eveneens woonachtig in Aruba. De verzoekster heeft aangevoerd dat de betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 juli 2017 is ingediend. Tijdens de zittingen op 19 september en 17 oktober 2017 zijn zowel de verzoekster, de betrokkene als de neef van de betrokkene verschenen.
De beoordeling van het gerecht heeft zich gericht op de vraag of de betrokkene onder curatele kan worden gesteld op basis van een geestelijke stoornis, zoals bedoeld in artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de betrokkene lijdt aan een geestelijke stoornis, aangezien een noodzakelijke verklaring van een arts ontbreekt. Hierdoor is het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen.
Echter, het gerecht heeft wel vastgesteld dat de betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke toestand niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Daarom is het verzoek tot het instellen van een bewind en mentorschap toegewezen. De verzoekster is benoemd tot bewindvoerder en mentor, met instemming van de neef van de betrokkene. De beschikking bepaalt dat de bewindvoerder jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording moet afleggen aan de rechthebbende, voor het eerst uiterlijk op 1 juni 2019. De beschikking is gegeven op 28 november 2017 door rechter E.M.D. Angela.