ECLI:NL:OGEAA:2017:97

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
A.R. 251 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en de verantwoordelijkheid van de overheid in jeugdzorgzaken

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de stichting Aruba Bootcamp Foundation (hierna: Bootcamp) een verzoek ingediend tegen het Openbaar Ministerie en het Land Aruba. Bootcamp vorderde dat het Land op 11 juni 2015 onrechtmatig jegens haar had gehandeld door in te grijpen in de zorg voor minderjarigen die aan haar waren toevertrouwd. De zaak is ontstaan na een reeks van klachten over de behandeling van kinderen binnen het Bootcamp-programma, waaronder meldingen van mishandeling en verwaarlozing. De Voogdijraad (DVR) had op 13 april 2015 publiekelijk verklaard het programma van Bootcamp niet goed te keuren, en op 11 juni 2015 vond er een inval plaats waarbij 16 kinderen werden meegenomen en onder voorlopige toevertrouwing aan de DVR werden toevertrouwd.

De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het Gerecht oordeelde dat het ingrijpen van het Land niet onrechtmatig was, gezien de ernstige klachten die waren binnengekomen over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. De rechter concludeerde dat het Land, in overleg met de DVR en andere betrokken instanties, terecht had besloten om de kinderen uit de onveilige situatie te halen. De vordering van Bootcamp werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden gesteld omdat het Land werd bijgestaan door een ambtenaar.

Dit vonnis, uitgesproken op 15 februari 2017, benadrukt de verantwoordelijkheden van de overheid in jeugdzorgzaken en de noodzaak om in te grijpen wanneer de veiligheid van minderjarigen in het geding is.

Uitspraak

Vonnis van 15 februari 2017
Behorend bij A.R. 251 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
ARUBA BOOTCAMP FOUNDATION
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Bootcamp,
gemachtigde: de advocaat mrs. J.F.M. Zara en G. de Hoogd,
tegen:
HET OPENBAAR MINISTERIEen
HET LAND ARUBA
gedaagden, hierna tezamen ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit de navolgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Bij de beoordeling van het geschil wordt uitgegaan van het navolgende feitencomplex:
2.1
Bootcamp is op 13 november 2014 ingeschreven bij de kamer van Koophandel te Aruba en heeft de volgende doelstelling:
‘De opvang, begeleiding en vorming van jongeren van tien tot en met tweeëntwintig jaar. Met bijzondere aandacht op de gebieden van discipline, respect en loyaliteit, voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords’.
2.2
De Voogdijraad (hierna DVR) kreeg klachten over Bootcamp, onder betreffende een minderjarige [naam minderjarige], die gewond was geraakt en een klap in zijn gezicht had gekregen.
2.3
Op 13 april 2015 hebben DVR en de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming op
www.overheid.awgepubliceerd dat zij het programma van Bootcamp niet goedkeuren.
2.4
Op 3 juni 2015 meldt het Caribisch Netwerk dat zes kinderen die in het Bootcamp-programma zaten met brandwonden op de Eerste Hulp zijn beland, nadat er acid op hen terecht was gekomen.
2.5
Op 11 juni 2015 heeft DVR in samenwerking met politie, Bureau Leerplicht, DOW en Gezondheidszorg een inval gedaan rond 06.00 uur en zijn 16 kinderen meegenomen en onder de tijdelijke maatregel ‘voorlopige toevertrouwing’ aan de Voogdijraad cq hun ouders toevertrouwd. 14 kinderen zijn vervolgens toevertrouwd aan hun ouders, 2 aan de DVR.
2.6
Bij beschikking van 17 juni 2015 heeft het OM de voorlopige toevertrouwing van twee minderjarigen aan DVR bekrachtigd, waarna de kinderen bij hun grootmoeder verbleven.
2.7
Bij beschikking van 17 augustus 2015 heeft het OM de vordering bekrachtiging voorlopige toevertrouwing ten aanzien van deze twee minderjarigen ingetrokken.
2.8
Het gebouw waar de Bootcamp plaats vond is door de Technische Inspectie (DTI) afgekeurd.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Bootcamp vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te verklaren voor recht dat het Land op 11 juni 2015 onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en hen te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015 tot de dag der voldoening, met veroordeling van het Land in de kosten van de procedure.
3.2
Bootcamp legt aan deze vordering ten grondslag dat de inval op 11 juni 2015 onrechtmatig was.
3.3
Het Land voert gemotiveerd verweer dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of het Land c.s. onrechtmatig jegens Bootcamp heeft gehandeld door te besluiten dat de aan Bootcamp toevertrouwde kinderen in een onveilig situatie verkeerden en in te grijpen.
4.2
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Het OM heeft besloten tot de maatregel van ‘collectieve toevertrouwing’ over te gaan omdat zij vreesde voor het belang en het welzijn van de minderjarige.
Bij DVR waren in relatief korte tijd klachten binnen gekomen, die duidden op lichamelijk en emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling van kinderen. De klachten hadden betrekking op de wijze waarop kinderen bestraft zouden worden ( kinderen werden om uiteenlopende reden opgesloten in het ‘kasjot’) er waren kinderen gewond geraakt, en ook werd geklaagd over het ontbreken van adequate verzorging en/of voedsel. Voorts werden de kinderen niet begeleid door geschoolde en ervaren jeugdbegeleiders.
4.3
DVR en de Stichting Jeugdreclassering hebben na een gesprek met Bootcamp op 13 april 2015 publiekelijk bekend gemaakt dat zij het programma van Bootcamp niet goedkeuren. Sindsdien en daaraan voorafgaande is Bootcamp herhaaldelijk negatief in de publiciteit geweest. Met het Land is het gerecht van oordeel dat niets doen geen optie was. De klachten die DVR bereikten waren te serieus. Tussen DVR, Stichting Reclassering en jeugdbescherming en het OM is overleg gevoerd, dat heeft geresulteerd in het besluit om in te grijpen en de kinderen weg te halen bij Bootcamp. Dit besluit is publiekelijk ondersteund door de Minister van Justitie. Dat gekozen is om de kinderen veilig te stellen door gebruik te maken van de maatregel ‘voorlopige toevertrouwing’, acht het gerecht niet onrechtmatig. Ook het feit dat het zou gaan om een ‘collectieve’ toevertrouwing acht het gerecht niet contra legem. DVR wist immers niet precies om hoeveel en om welke kinderen het ging en via deze weg was het mogelijk om alle bij Bootcamp geplaatste kinderen veilig te stellen. De ouders zijn vervolgens geïnformeerd en het gros van hen heeft de zorg en verantwoordelijkheid over hun kinderen weer op zich genomen.
4.4
In het licht van de geschetste feiten en omstandigheden acht het gerecht het ‘ingrijpen’ van het Land niet onrechtmatig. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.5
Bootcamp wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld, welke worden gesteld op nihil, nu het Land werd bijgestaan door een ambtenaar.

5.DE BESLISSING

De rechter
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt Bootcamp in de kosten van de procedure, aan de zijde van het Land begroot nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.