ECLI:NL:OGEAA:2017:987

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
A.R. 2422 van 2015/AUA201500258
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking en hypothecaire verplichtingen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, gaat het om een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die op 14 december 2007 in Aruba buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw heeft in 2007 een woning gekocht en in 2009 zijn beide partijen een hypothecaire lening aangegaan bij Ennia Caribe Leven N.V. De echtscheiding werd uitgesproken op 18 augustus 2014. De man vordert in deze procedure betaling van een bedrag op grond van ongerechtvaardigde verrijking, terwijl de vrouw in reconventie een gebruikersvergoeding vordert. De rechter heeft in het tussenvonnis van 13 december 2017 geoordeeld dat de vrouw niet ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat zij de hypothecaire lasten heeft voldaan en er geen concrete afspraken zijn gemaakt over de kostenverdeling. De vordering van de man tot ontslag uit aansprakelijkheid jegens de bank is niet toewijsbaar, omdat de vrouw niet in staat is om de medewerking van de bank af te dwingen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating en de verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 13 december 2017
Behorend bij A.R. 2422 van 2015/AUA201500258
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[man]
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
[vrouw]
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. Van der Biezen.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2017;
- de brieven met producties d.d. 24 en 25 oktober 2017 aan de zijde van de vrouw;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 31 oktober 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In 2007 heeft de vrouw een woonhuis gelegen te [adres] gekocht.
2.2
Partijen zijn op 14 december 2007 in Aruba buiten gemeenschap van goederen gehuwd. In de huwelijkse voorwaarden is bepaald dat de kosten van de huishouding voor rekening van beide echtgenoten komt.
2.3
In 2009 zijn partijen een hypothecaire lening aangegaan bij Ennia Caribe Leven N.V. waarbij een bedrag ad Afl. 273.000,00 werd geleend ten behoeve van onder meer de renovatie/verbouwing van de woning van de vrouw.
2.4
Bij beschikking van 18 augustus 2014 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 8 oktober 2014 in de registers van de burgerlijke stand van Aruba ingeschreven.
2.5
De Cuba heeft gedurende het huwelijk de hypothecaire verplichtingen voldaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie en voorwaardelijke reconventie

3.1
De man vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en
na vermindering van eis ter gelegenheid van de comparitie na antwoord (met de vorderingen ter zake de wasmachine en droger resp. de airco en de installatiekosten van in totaal Afl. 5.413,84)
a. veroordeling van de vrouw tot betaling van AWG 40.466,69 op grond van ongerechtvaardigde verrijking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2015 en 15% buitengerechtelijke incassokosten;
b. de vrouw te veroordelen binnen een maand na heden zorg te dragen dat de man wordt ontslagen uit zijn aansprakelijkheid jegens Ennia Caribe Leven N.V., op straffe van een dwangsom;
c. indien Ennia hiertoe niet bereid, de vrouw te veroordelen de gemeenschappelijke woning te verkopen, voor een bedrag dat tenminste gelijk is aan de onderliggende schuld, met benoeming van een notaris cq onzijdig persoon en een termijn waarbinnen de verkoop dient plaats te vinden;
d. met veroordeling van de vrouw tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
De vrouw voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.
3.3
De vrouw vordert in voorwaardelijke reconventie veroordeling van de man tot betaling van een gebruikersvergoeding ad Afl. 15.738,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016, met veroordeling van de man tot vergoeding van de proceskosten.
3.4
De vrouw voert tegen de vordering in reconventie verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

in conventie
4.1
Aan de orde is de vraag of de vrouw gedurende het huwelijk met de man ongerechtvaardigd is verrijkt. Hiervan is sprake indien de vrouw is verrijkt, de man is verarmd, tussen de verrijking en verarming causaal verband bestaat en voor deze verrijking geen grond bestond.
4.2
De man stelt op de eerste plaats dat hij gedurende het huwelijk uit eigen middelen diverse materialen voor een bedrag ad AWG 32.966,69 heeft aangeschaft, die hij heeft aangewend ten behoeve van de woning van de vrouw. Hiertoe heeft de man bonnetjes overgelegd daterend uit de periode 2010-2013. Op de tweede plaats stelt de man een bedrag van AWG 7.500,00 te hebben voldaan aan [A], voor het installeren van keukenkasten. Ter onderbouwing hiervan heeft de man een schriftelijke verklaring van [A] overgelegd.
4.3
Zelfs indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat de man met eigen middelen in de woning van de vrouw heeft geïnvesteerd, heeft dit niet zonder meer tot gevolg dat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt. Als onweersproken staat vast dat de vrouw de volledige hypothecaire lasten heeft voldaan en de man gedurende het huwelijk om niet in de woning van de vrouw heeft gewoond. Hoewel gesteld noch gebleken is dat partijen concrete afspraken met elkaar hebben gemaakt over wie welke kosten betaalt, houdt het gerecht het ervoor dat over en weer voldaan werd aan een natuurlijke verbintenis uit hoofde van de destijds tussen partijen bestaande affectieve relatie. Dit heeft tot gevolg, dat zelfs indien er sprake zou kunnen zijn van verrijking van de vrouw, deze niet ongerechtvaardigd is. Dit heeft tot gevolg dat het sub a gevorderde afgewezen wordt.
4.4
Het sub b gevorderde is niet toewijsbaar, nu de vrouw niet bij machte is om de medewerking van de bank af te dwingen. Ter zitting heeft de vrouw betoogd dat zij er alles aan doet om de hypotheek op haar naam te laten zetten en dat zij in afwachting is van groen licht van de bank. De vrouw zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld zich op dit punt nader uit te laten. Om deze reden wordt de zaak verwezen naar de rol van woensdag 31 januari 2018 voor akte uitlating aan de zijde van de vrouw. Aansluitend zal de man in de gelegenheid worden gesteld om een contra-akte te nemen.
in reconventie
4.5
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.
in conventie en reconventie
4.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Ongerechtvaardigde verrijking.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
5.1
verwijst de zaak naar de rol van 31 januari 2018 voor akte uitlating (P1) als bedoeld in r.o. 4.4 van dit vonnis;
5.2
aansluitend wordt de man in de gelegenheid gesteld een contra-akte (P1) te nemen;
in conventie en reconventie
5.3
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.