ECLI:NL:OGEAA:2017:995

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2258 van 2016/AUA201600763
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen met betrekking tot alimentatie en gebruiksvergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 13 december 2017 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure betreffende de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de eiseres en gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H.J. Kock, verzocht om een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor de verdeling van de onverdeelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. De gedaagde, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. R. Marchena en thans door mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, voerde verweer tegen dit verzoek. Het Gerecht oordeelde dat, aangezien partijen niet tot overeenstemming konden komen over de verdeling, het Gerecht bevoegd was om zelf de verdeling vast te stellen, rekening houdend met de belangen van beide partijen en het algemeen belang. De peildatum voor de verdeling werd vastgesteld op 5 mei 2014, de datum van inschrijving van het echtscheidingsvonnis.

Het vonnis behandelt ook de vordering van de eiseres op de gedaagde met betrekking tot achterstallige alimentatie, die door de gedaagde werd betwist. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde niet bevoegd was om zijn alimentatieschulden te verrekenen met een vordering op de eiseres. De verdeling van de gemeenschap omvatte verschillende vermogensbestanddelen, waaronder onroerend goed, inboedel en voertuigen, en het Gerecht bepaalde de toebedeling van deze activa aan de partijen. Tevens werd een gebruiksvergoeding vastgesteld die de eiseres aan de gedaagde verschuldigd was voor het gebruik van de woning.

Het Gerecht gelastte een comparitie van partijen om verdere inlichtingen te verkrijgen en de mogelijkheid van een minnelijke regeling te bespreken. De uitspraak van het Gerecht werd gedaan op 2 februari 2018, waarbij partijen verplicht werden om in persoon aanwezig te zijn op de zitting.

Uitspraak

Vonnis van 13 december 2017
Behorend bij A.R. no. 2258 van 2016/AUA201600763
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: (voorheen) de advocaat mr. R. Marchena, (thans) mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de op 25 oktober 2017 genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
[Eiseres] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de verdeling gelast of vaststelt van de onverdeelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) zoals omschreven in het petitum van haar verzoekschrift.
2.2
[Gedaagde] voert verweer, en concludeert zoals omschreven in zijn conclusie van antwoord.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ter zake van de verdeling van de gemeenschap wordt voorop gesteld dat indien deelgenoten bij een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zoals in het onderhavige geval niet tot overeenstemming kunnen komen ter zake van de verdeling daarvan het Gerecht ingevolge het eerste lid van artikel 3:185 BW bevoegd is om zelf die verdeling vast te stellen, rekening houdende naar billijkheid met zowel de belangen van partijen als met het algemeen belang. Daarbij wordt voorop gesteld dat voor de bepaling van de omvang van de gemeenschap de datum van inschrijving van het vonnis of de beschikking waarbij de echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken in het daartoe bestemde openbare register als peildatum heeft te gelden, te weten 5 mei 2014. In geval van geschil tussen partijen over de waarde van een tot de gemeenschap behorend vermogensbestanddeel heeft als peildatum voor bepaling van die waarde te gelden de datum waarop het laatste stuk in deze procedure werd gediend, te weten 25 oktober 2017.
3.2
Tot slot wordt het volgende nog voorop gesteld.
3.2.1
[Eiseres] stelt dat zij een vordering heeft op [Gedaagde] uit hoofde van achterstallige door [Gedaagde] krachtens de bij partijen genoegzaam bekende beschikkingen van dit Gerecht aan [Eiseres] te betalen kinder- en partneralimentatie in totaal ad Afl. 49.500,--, en [Eiseres] wenst dit bedrag te verrekenen met hetgeen zij uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap uit overbedeling aan [Gedaagde] dient te betalen. [Gedaagde] stelt daar tegenover dat hij dat bedrag aan alimentatie reeds door middel van verrekening van beweerdelijke aan hem toekomende door [Eiseres] sinds december 2013 ontvangen bij partijen genoegzaam bekende huurpenningen. Met dat betoog miskent [Gedaagde] echter dat hij krachtens artikel 6:135 aanhef sub a BW in verbinding met het vierde lid van artikel 475a Rv niet bevoegd is om zijn alimentatieschulden te verrekenen met een (beweerdelijke) vordering op [Eiseres], waarbij heeft te gelden dat gesteld noch is gebleken dat de in voormeld vierde lid vermelde uitzonderingssituatie zich te dezen voordoet. Dit één en ander en de omstandigheid dat geen sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 6:136 BW brengt mee dat het beroep op verrekening van [Eiseres] ten belope van voormeld bedrag aan achterstallige alimentatie slaagt.
3.2.2
Het mogelijke beroep van [Gedaagde] op verrekening van voormelde beweerdelijke huurpenningen met aan [Eiseres] verschuldigde bedragen uit hoofde van overbedeling wordt gepasseerd omdat de gegrondheid van dat beroep in het licht van het te dezen door [Eiseres] gevoerde verweer niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen en daarom (op de voet van het bepaalde in artikel 6:136 BW) niet in de weg kan staan aan de hierna door het Gerecht vast te stellen verdeling van de gemeenschap en de daaruit voortvloeiende veroordelingen uit hoofde van overbedeling of ten titel van verrekening.
3.3
Van de te verdelen gemeenschap maken in elk geval de volgende vermogensbestanddelen deel uit:
activa:
a. een perceel eigendomsgrond gelegen in Aruba te [adres] en de daarop gebouwde woning met twee appartementen (hierna: het gebouwde), plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het onroerend goed), waarvan niet in geschil is tussen partijen dat het een vrije marktwaarde heeft van Afl. 295.000,-- en wordt toebedeeld aan [Eiseres];
b. de zich in het gebouwde bevindende inboedel, waarvan niet in geschil is tussen partijen dat die een marktwaarde heeft van Afl. 3.000,-- en wordt toebedeeld aan [Eiseres];
c. een in het bezit van [Eiseres] zijnde auto van het merk Daihatsu, model Charade, met als bouwjaar 2004, waarvan niet in geschil is tussen partijen dat die een marktwaarde heeft van Afl. 5.000,-- en wordt toebedeeld aan [Eiseres];
d. een in het bezit van [Gedaagde] zijnde auto van het merk Toyota, model Hilux, met als bouwjaar 2001, waarvan niet is in geschil dat die wordt toebedeeld aan [Gedaagde];
e. (zoals gesteld door [Gedaagde] en niet of onvoldoende bestreden door [Eiseres]) mogelijke door [Eiseres] voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, waarvan niet in geschil is althans [Gedaagde] onbestreden heeft voorgesteld dat (en aldus zal worden bepaald) die worden toebedeeld aan [Eiseres] zonder verrekening met [Gedaagde] uit hoofde van overbedeling;
f. (zoals gesteld door [Gedaagde] en niet of onvoldoende bestreden door [Eiseres]) de door [Gedaagde] voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, waarvan niet in geschil is althans [Gedaagde] onbestreden heeft voorgesteld dat (en aldus zal worden bepaald) die worden toebedeeld aan [Gedaagde] zonder verrekening met [Eiseres] uit hoofde van overbedeling;
g. (zoals gesteld door [Gedaagde] en niet of onvoldoende bestreden door [Eiseres]) eventuele belastingrestituties, waarvan niet in geschil is althans [Gedaagde] onbestreden heeft voorgesteld dat (en aldus zal worden bepaald) die in geval van uitkering bij helfte tussen partijen moeten worden verdeeld;
h. (zoals gesteld door [Gedaagde] en niet of onvoldoende bestreden door [Eiseres]) eventuele aanspraken in nalatenschappen en/of andere onverdeeldheden die mogelijkerwijze tot de gemeenschap behoren, waarvan niet in geschil is althans [Gedaagde] onbestreden heeft voorgesteld dat (en aldus zal worden bepaald) die worden toebedeeld aan degene van wiens zijde zij in de gemeenschap zijn gevallen zonder de verplichting tot verrekening ten titel van overbedeling met de ander;
i. een in het bezit van [Gedaagde] zijnde (bij partijen genoegzaam bekende) oude klerenkast, waarvan niet is in geschil dat die wordt toebedeeld aan [Gedaagde] en ter zake waarvan in het licht van het hierna onder 3.4 (slot) overwogene geldt dat [Gedaagde] niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld dat die een waarde heeft van Afl. 200,--;
passiva:
j. een op het onroerend goed drukkende hypotheekschuld (hierna: de hypothecaire schuld), waarvan niet in geschil is dat (1) het saldo daarvan op 5 mei 2014 Afl. 104.597,52 bedroeg, (2) [Eiseres] nadien een zeker bedrag heeft afgelost op die schuld, (3) die schuld wordt toebedeeld aan [Eiseres] en (4) dat het saldo van die schuld per september 2017 Afl. 93.131,19 bedroeg;
k. een geldlening ([geldlening nummer 1]) bij de CMB, waarvan niet in geschil is dat het saldo daarvan op 5 mei 2014 Afl. 8.197,-- bedroeg en dat [Gedaagde] dat schuldbedrag na die datum volledig heeft afgelost;
l. (zoals met stukken onderbouwd gesteld door [Eiseres] en niet of onvoldoende nader bestreden door [Gedaagde]) een geldlening ([geldlening nummer 2]) bij de Banco di Caribe, waarvan niet in geschil is dat het saldo daarvan op 5 mei 2014 Afl. 3.786,89 bedroeg en dat [Eiseres] dat schuldbedrag na die datum volledig heeft afgelost.
3.4
Onder 8. eerste liggende streepje van zijn conclusie van antwoord stelt [Gedaagde] dat ook de aldaar vermelde goederen deel uitmaken van de gemeenschap. Die stelling heeft [Eiseres] gemotiveerd bestreden, terwijl [Gedaagde] geen bewijslevering de zin van het bepaalde in het eerste lid van artikel 145 Rv heeft verzocht of aangeboden. Bedoelde stelling komt daarom niet vast te staan in deze procedure. Mutatis mutandis geldt hetzelfde ter zake van de beweerdelijke onder 6. van de conclusie van repliek van [Eiseres] vermelde goederen, behoudens de aldaar vermelde klerenkast.
3.5
Onder 9. van zijn conclusie van antwoord erkent [Gedaagde] ondubbelzinnig dat hij de helft verschuldigd is aan [Eiseres] van het door haar na 5 mei 2014 afgeloste op de hypothecaire schuld. Die (ook juridisch juiste) erkenning kan ingevolge het tweede lid van artikel 133 Rv alleen worden herroepen, indien aannemelijk is dat zij door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd. Gesteld noch gebleken is dat bedoelde erkenning niet in vrijheid is afgelegd, en evenmin is gesteld of gebleken dat te dezen sprake is van dwaling, althans is niet aannemelijk dat dit het geval is.
3.6
Toebedeling aan [Eiseres] van het onroerend goed brengt mee dat zij uit hoofde van overbedeling (295.000,-- : 2 =) Afl. 147.500,-- verschuldigd is aan [Gedaagde]. [Eiseres] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.7
Toebedeling aan [Eiseres] van de onder b. vermelde inboedel brengt mee dat zij uit hoofde van overbedeling (3.000,-- : 2 =) Af. 1.500,-- verschuldigd is aan [Gedaagde]. [Eiseres] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.8
Toebedeling aan [Eiseres] van de onder c. vermelde auto brengt mee dat zij uit hoofde van overbedeling (5.000,-- : 2 =) Af. 2.500,-- verschuldigd is aan [Gedaagde]. [Eiseres] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.9
Ter zake van de waarde van de onder d. vermelde auto wordt het volgende overwogen. [Eiseres] stelt dat die waarde per 5 mei 2014 Afl. 15.000,-- bedroeg. [Eiseres] miskent daarmee echter dat voor de bepaling van die waarde (zoals hiervoor reeds vooropgesteld) de waarde per 25 oktober 2017 in aanmerking genomen moet worden. Nu [Gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat hij bedoelde auto op 21 augustus 2017 heeft verkocht voor Afl. 11.000,--, zal het Gerecht voor de verdeling die waarde in aanmerking nemen. Nu de hier besproken auto zal worden toebedeeld aan [Gedaagde], zal hij ten titel van overbedeling worden veroordeeld om (11.000,-- : 2 =) Afl. 5.500,-- te betalen aan [Eiseres].
3.1
Toebedeling aan [Gedaagde] van de onder i vermelde kast brengt mee dat [Gedaagde] uit hoofde van overbedeling (200 : 2 =) Afl. 100,-- verschuldigd is aan [Eiseres]. [Gedaagde] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.11
Toebedeling aan [Eiseres] van de onder j. vermelde hypothecaire schuld brengt met zich dat [Gedaagde] uit hoofde van (schuld)overbedeling (104.597,52 : 2 =) Afl. 52.298,76 verschuldigd is aan [Eiseres]. [Gedaagde] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.12
Nu vast staat dat [Gedaagde] het restsaldo van de onder k. vermelde geldlening heeft afgelost, zal die geldlening aan hem worden toebedeeld. Die toebedeling brengt met zich dat [Eiseres] uit hoofde van (schuld)overbedeling (8.197,-- : 2 =) Afl. 4.098,50 verschuldigd is aan [Gedaagde]. [Eiseres] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.13
Nu vast staat dat [Eiseres] het restsaldo van de onder l. vermelde geldlening heeft afgelost, zal die geldlening aan haar worden toebedeeld. Die toebedeling brengt met zich dat [Gedaagde] uit hoofde van (schuld)overbedeling (3.786,89 : 2 =) Afl. 1.893,45 verschuldigd is aan [Eiseres]. [Gedaagde] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.14
Vast staat dat [Eiseres] na 5 mei 2014 een zeker bedrag heeft afgelost op de hypothecaire schuld. Zoals door [Gedaagde] erkend maar ook naar het oordeel van het Gerecht is [Gedaagde] de helft van die aflossing (van de vooralsnog ook aan hem toebehorende hypothecaire schuld) verschuldigd aan [Eiseres]. [Eiseres] stelt in dit verband dat zij gerekend vanaf juni 2014 tot en met september 2016 telkens maandelijks Afl. 1.138,-- heeft afgelost, aldus in totaal (28 x 1.138,-- =) Afl. 31.864,--. Die stelling mist net als het daartegen door [Gedaagde] opgeworpen verweer verificatoire onderbouwing. [Eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld om gedurende de hierna te bepalen comparitie van partijen alsnog verificatoire stukken in het geding te brengen waaruit kan blijken hoeveel zij tot op de dag van die comparitie heeft afgelost van bedoelde lening. Aan het niet in het geding brengen van zulke stukken kan het Gerecht de hem geraden gevolgen verbinden.
3.15
Vast staat dat [Eiseres] huurpenningen heeft ontvangen uit hoofde van na 5 mei 2014 daterende verhuur van de op het onroerende goed gebouwde van de gemeenschap deel uitmakende twee appartementen. [Eiseres] heeft in dat verband erkend dat zij tot en met mei 2017 een netto totaalbedrag van Afl. 37.280,-- aan huur heeft ontvangen. Het door [Gedaagde] gestelde meerdere van dat bedrag komt in deze procedure niet vast te staan, omdat [Gedaagde] geen bewijslevering de zin van het bepaalde in het eerste lid van artikel 145 Rv heeft verzocht of aangeboden. Nu partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot voormeld bedrag, zal [Eiseres] ten titel van verrekening worden veroordeeld om aan [Gedaagde] te betalen (37.280,-- : 2 =) Afl. 18.640,--, te vermeerderen met de helft van de door [Eiseres] na mei 2017 ontvangen netto huur.
3.16.1
Vast staat dat [Eiseres] vanaf 5 mei 2014 tot heden anders dan [Gedaagde] de op het onroerend goed gelegen woning bewoont en gebruik maakt van de zich daarin bevindende ook van de gemeenschap deel uitmakende inboedel. Dat brengt met zich dat [Eiseres] over die periode een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan [Gedaagde].
3.16.2
Voor de bepaling van die vergoeding is van belang de gemiddelde overwaarde van het onroerend goed in de periode van 5 mei 2014 tot heden. Volgens partijen bedraagt de vrije marktwaarde van het onroerend goed
Afl. 295.000,--. Blijkens het door [Eiseres] overgelegde taxatierapport, waarvan de inhoud en betrouwbaarheid niet is bestreden door [Gedaagde], bedraagt de vrije marktwaarde van de twee van het onroerend goed deel uitmakende appartementen Afl. 112.320,--. Het Gerecht stelt in het licht daarvan de vrije marktwaarde van het bij [Eiseres] in gebruik zijnde deel van het onroerend goed vast op de waarde van het gehele onroerend goed minus de taxatiewaarde van de twee appartementen minus de helft van de taxatiewaarde van de grond, aldus op (295.000,-- minus 112.320,-- minus Afl. 2.915,-- =) Afl. 160.765,--.
3.16.3
De overwaarde van dat door [Eiseres] gebruikte deel per 5 mei 2014 bedroeg (160.765,-- minus 104.597,52 =) Afl. 56.167,48. De overwaarde van dat deel per heden bedraagt (160.765,-- minus 93.131,19 =) Afl. 67.633,81. De gemiddelde in aanmerking te nemen overwaarde bedraagt aldus ((56.167,48 + 67.633,81) : 2 =)
Afl. 61.900,65. De helft van dat bedrag vermenigvuldigd met 5% bedraagt de gebruiksvergoeding op jaarbasis, aldus ((61.900,65 : 2) x 5% =) Afl. 1.547,52. Dat komt neer op een gebruiksvergoeding van (1.547,52 : 12 =) Afl. 128,96 per maand. Aldus en uit dien hoofde is [Eiseres] gerekend vanaf mei 2014 tot en met december 2017 in totaal (43 x 128,96 =) Afl. 5.545,28 verschuldigd aan [Gedaagde]. [Eiseres] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld, te vermeerderen met telkens
Afl. 128,96 voor iedere na december 2017 gelegen maand dat [Eiseres] de op het onroerend goed gelegen woning bewoont.
3.17
Gelet op de hiervoor geschetste stand van zaken oordeelt het Gerecht het noodzakelijk om inlichtingen te krijgen en/of met partijen te bespreken of een minnelijke regeling van (een deel van) het geschil mogelijk is. Daarom zal hierna een comparitie gelast worden, waarop partijen in persoon dienen te verschijnen, desgewenst samen met gemachtigden. Voor de comparitie wordt in beginsel één uur uitgetrokken.
3.18
Als een partij niet verschijnt kan het Gerecht daaraan het gevolg verbinden – ook in het nadeel van die partij – dat het passend acht.
3.19
De partij die zich gedurende de comparitie op schriftelijke (bewijs)stukken wil beroepen, dient die stukken tijdig - dat wil zeggen uiterlijk op de derde werkdag voor de dag van de zitting - in fotokopie aan zijn wederpartij en aan het Gerecht over te leggen.
3.2
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief de rechter om uitstel te verzoeken. Bij het verzoek om uitstel moeten de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
3.21
[Eiseres] dient ter zitting de informatie over te leggen zoals hiervoor overwogen onder 3.14. Voorts dient [Eiseres] ter zitting kenbaar te maken of zij de woning bij de hiervoor geschetste stand van zaken nog steeds toebedeeld wenst te krijgen, ook als zij gehouden zal zijn om een aanzienlijk bedrag te betalen aan [Gedaagde] uit hoofde van overbedeling (na verrekening van diverse posten), zonder dat in termijnen te mogen voldoen. Indien het antwoord op die vraag ontkennend luidt, zal het onroerend goed moeten worden verkocht aan een derde.
3.22
Indien [Gedaagde] de woning niet toebedeeld wenst te krijgen, dienen partijen ieder voor zich drie makelaars voor te stellen bij wie de woning in de verkoop kan worden gezet. Tevens dienen partijen ter zitting kenbaar te maken tegen welke bodemprijs de woning - zo die prijs wordt geboden - verkocht moet worden. Ook dienen partijen kenbaar te maken hoe lang zij in de gelegenheid gesteld willen worden om de woning onderhands te verkopen, alvorens ieder der partijen zonder toestemming van de ander bevoegd zal zijn om de woning in het openbaar te laten verkopen.
3.23
Tot slot dient [Eiseres] ter zitting met stukken onderbouwd kenbaar te maken hoeveel zij in totaal aan netto huur heeft ontvangen uit hoofde van (mogelijke) verhuur van bedoelde appartementen in de periode van na mei 2017.
3.24
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of ter beproeving van een (al dan niet gedeeltelijke) minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.H.M. van de Leur, rechter, te houden op
vrijdag 2 februari 2018 om 10:00 uurin de enquêtezaal van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn, desgewenst met gemachtigden;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.