ECLI:NL:OGEAA:2018:103
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergunning tot tijdelijk verblijf op basis van overschrijding verblijfsduur
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Appellante, die zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef, had eerder een verzoek ingediend dat door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie was afgewezen. De minister baseerde zijn beslissing op het uitlandigheidsvereiste, dat vereist dat aanvragen voor eerste toelating tot Aruba in principe in het buitenland moeten worden afgewacht. Appellante had haar toegestane verblijfsduur overschreden en het gerecht oordeelde dat de minister terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de vergunning te weigeren.
Het proces begon met een verzoek van appellante in 2015, dat werd afgewezen in 2016. Na een bezwaarschrift dat ongegrond werd verklaard, heeft appellante in 2017 beroep ingesteld. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat appellante pas in augustus 2017 kennis had genomen van de beslissing op bezwaar.
Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat de minister terecht had geweigerd om de vergunning te verlenen, omdat appellante sinds 22 augustus 2014 zonder geldige titel in Aruba verbleef. De omstandigheden die appellante aanvoerde, waren niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter E.M.D. Angela, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.