ECLI:NL:OGEAA:2018:110

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
EJ nr. 55 van 2016/ AUA201601473
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in personen- en familierechtelijke procedure

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 6 maart 2018, wordt het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige behandeld. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Kock, verzoekt om het gezamenlijk gezag te beëindigen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, zich verzet tegen dit verzoek. De procedure volgt op eerdere uitspraken en rapporten van de Voogdijraad, die de sociale omstandigheden van de ouders en de minderjarige hebben onderzocht. Het gerecht stelt vast dat er een verstoorde communicatie is tussen de ouders, wat in het belang van de minderjarige niet langer houdbaar is voor het gezamenlijk gezag. De Voogdijraad adviseert om het gezag aan de moeder toe te kennen, gezien de omstandigheden en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. Het gerecht besluit het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag voortaan alleen aan de moeder toe te kennen. Tevens wordt de zaak verwezen naar een volgende zitting voor de behandeling van de omgangsregeling, waarbij psychologische begeleiding voor de ouders wordt aanbevolen. De beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen is genomen in het belang van de minderjarige, die risico loopt klem te raken tussen de ouders. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden.

Uitspraak

Beschikking van 6 maart 2018
Behorend bij EJ nr. 55 van 2016/ AUA201601473
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
Belanghebbende:
[naam minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 17 mei 2016, waarbij er een voorlopige omgangsregeling is bepaald tussen de vader en de minderjarige en waarbij de Voogdijraad is verzocht om onderzoek te verrichten naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 5 september 2016, ingediend op 22 januari 2018;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 15 november 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en de Voogdijraad bij mevrouw A. Flanders en mevrouw R. Kelly;
- het proces-verbaal van 15 november 2016;
- het rapport van de Voogdijraad van 11 september 2017;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 12 september 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en de Voogdijraad bij drs. M. Fingal en mevrouw A. Flanders;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 23 januari 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de verzoeker bij zijn gemachtigde, de verweerster bijgestaan door haar gemachtigde en de Voogdijraad bij drs. M. Fingal.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Zoals het gerecht reeds in haar tussenbeschikking van 17 mei 2017 heeft overwogen kan de rechter, ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA), op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.
2.2
Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de ouders, in ieder geval voor wat betreft de afgelopen twee jaren, geen communicatie hebben omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaan en dat er sprake is van een verstoorde communicatie tussen de ouders. In zijn rapport van 11 september 2017 heeft de Voogdijraad geadviseerd om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten.
2.3
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg te kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Een en ander vereist een minimaal vermogen tot positieve communicatie tussen de ouders. Daar ontbreekt het in dit geval aan. Het gerecht is - gelet op het rapport van de Voogdijraad en op hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben aangevoerd - van oordeel dat de omstandigheden rondom de uitoefening van het ouderlijk gezag van dien aard zijn dat de minderjarige het risico loopt klem te raken tussen de ouders. Gebleken is dat de communicatie tussen de ouders dusdanig verstoord is dat er geen communicatie plaatsvindt omtrent belangrijke zaken die de minderjarige aangaan, dit terwijl in de tussentijd de verzorging van de minderjarige verder geregeld dient te worden. Dit levert een wijziging van omstandigheden op zoals bedoeld in overweging 2.1, zodat het gerecht het gezamenlijk gezag ten aanzien van de minderjarige zal beëindigen en zal bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Het tegenverzoek van de moeder wordt derhalve toegewezen.

2.4
In zijn rapport van 5 september 2016 adviseert de Voogdijraad om psychologische begeleiding in te zetten teneinde de relatie tussen ouder en kind te herstellen. Dit voordat advies kan worden uitgebracht omtrent de omgang tussen de vader en de minderjarige. Ter zitting van vandaag heeft de Voogdijraad te kennen gegeven geen advies te kunnen geven, aangezien de psychologische begeleiding nog niet naar behoren plaats heeft kunnen vinden.
2.5
Ingevolge artikel 1:377a BWA hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts indien één van de in lid 3 genoemde gronden zich voordoen. Om te bepalen of een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige vastgesteld dient te worden en of deze in het belang is van de minderjarige, is het gerecht van oordeel dat de psychologische begeleiding voortgezet dient te worden. De zaak wordt dan ook verwezen naar een hieronder te vermelden zitting voor voortzetting van de behandeling, waarbij de psychologische begeleiding geëvalueerd zal worden. Op deze zitting zal tevens het ingediende verzoek van de Voogdijraad tot ondertoezichtstelling van de minderjarige behandeld worden.
2.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
beëindigt het gezamenlijk gezag van [naam vader] en [naam moeder] over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
bepaalt dat het gezag over voornoemde minderjarige voortaan alleen aan de moeder, [naam moeder], toekomt,
verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag 20 maart 2018 om 9:45 uurvoor de behandeling van het verzoek over de omgang,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.