In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 6 maart 2018 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van drie minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.G. Figaroa, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebeschikking van 15 november 2016, waarin hij was verplicht om Afl. 1.119,- per maand bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet in staat was om dit bedrag te betalen, aangezien hij slechts Afl. 16,- per maand overhield voor zijn eigen levensonderhoud.
De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. Emerencia, betwistte de verzoeken van de vader en stelde dat de kosten van de kinderen hoger waren dan de vader aangaf. Het Gerecht heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, inclusief hun netto-maandlonen en vaste lasten. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de alimentatiebeschikking van 15 november 2016 niet aan de wettelijke maatstaven voldeed, omdat de vader niet in staat was om de vastgestelde bijdrage te betalen zonder in financiële problemen te komen.
Uiteindelijk heeft het Gerecht besloten dat de vader vanaf 1 februari 2018 een bijdrage van Afl. 250,- per maand voor de oudste minderjarige en Afl. 200,- per maand voor de andere twee minderjarigen moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om een lagere bijdrage werd gedeeltelijk toegewezen. De zaak benadrukt de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, rekening houdend met hun draagkracht.