ECLI:NL:OGEAA:2018:112

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
EJ nr. 1990 van 2017 / AUA201702378
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatiebeschikking in een alimentatiezaak tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 6 maart 2018 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van drie minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.G. Figaroa, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebeschikking van 15 november 2016, waarin hij was verplicht om Afl. 1.119,- per maand bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet in staat was om dit bedrag te betalen, aangezien hij slechts Afl. 16,- per maand overhield voor zijn eigen levensonderhoud.

De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. Emerencia, betwistte de verzoeken van de vader en stelde dat de kosten van de kinderen hoger waren dan de vader aangaf. Het Gerecht heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, inclusief hun netto-maandlonen en vaste lasten. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de alimentatiebeschikking van 15 november 2016 niet aan de wettelijke maatstaven voldeed, omdat de vader niet in staat was om de vastgestelde bijdrage te betalen zonder in financiële problemen te komen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht besloten dat de vader vanaf 1 februari 2018 een bijdrage van Afl. 250,- per maand voor de oudste minderjarige en Afl. 200,- per maand voor de andere twee minderjarigen moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om een lagere bijdrage werd gedeeltelijk toegewezen. De zaak benadrukt de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, rekening houdend met hun draagkracht.

Uitspraak

Beschikking van 6 maart 2018
behorend bij EJ nr. 1990 van 2017 / AUA201702378
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
Gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
en
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 18 september 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 16 januari 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de moeder in persoon bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw L. Petrochi.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn de thans nog minderjarigen [naam minderjarige 1], op [geboortedatum] in Colombia geboren, [naam minderjarige 2], op [geboortedatum] in Aruba geboren en [naam minderjarige 3], op [geboortedatum] in Aruba geboren (hierna: de minderjarigen).
2.2
Bij beschikking van dit Gerecht van 15 november 2016 (EJ-850/2016 (hierna: de alimentatiebeschikking)), is bepaald dat de vader met Afl. 1.119,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van de alimentatiebeschikking in die zin dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd tot Afl. 650,- totaal per maand ingaande 13 april 2016. Daartoe wordt aangevoerd dat het Gerecht van onjuiste gegevens dan wel onvolledige gegevens is uitgegaan bij de beslissing van 15 november 2016.
3.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3
Bij de beoordeling stelt het Gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
3.4
Voorts neemt het Gerecht het volgende in aanmerking. De vader heeft, ter onderbouwing van zijn stelling, aangevoerd dat hij een bedrag van Afl. 16,- per maand overhoud om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Het Gerecht is bij de bepaling van de kinderalimentatie uitgegaan van een gemiddeld inkomen van Afl. 2.474,43 per maand en een bedrag van Afl.1.339,39 per maand aan vaste lasten. Gesteld noch is gebleken dat die bedragen zijn gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens. Daar echter in het licht van die bedragen vervolgens de kinderalimentatie in totaal vast te stellen op maandelijks Afl. 1.119,- is het Gerecht kennelijk uitgegaan van een onjuiste draagkrachtberekening, nu de vader immers bij dat totaal aan alimentatie Afl. 16,- maandelijks overhoudt voor zijn eigen levensonderhoud.
Het Gerecht stelt dan ook vast dat de alimentatiebeschikking van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord. Het Gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.

3.5
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het Gerecht als richtsnoer voor kinderen dan 12 jaar oud, een bedrag van Afl. 450,- per maand en voor kinderen van 12 jaar en ouder, die niet op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 650,- per maand. In dit bedrag zitten begrepen de noodzakelijke schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van het kind die niet zijn begrepen in bovengenoemde bedragen (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang). De moeder heeft de kosten van de minderjarige [naam minderjarige 1] bepaald op Afl. 650,- per maand en van de minderjarigen [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] op Afl. 700,- per kind per maand.
3.5.1
De vader heeft deze kosten betwist. Gelet hierop kunnen de kosten van de [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] worden vastgesteld op Afl. 450,- per kind per maand, en van [naam minderjarige 1] op Afl. 650,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.

3.6
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.614,07.
Wat betreft de lasten, houdt het Gerecht rekening met de aflossing van de Island Finance lening ad Afl. 571,33 en huur ad Afl. 100,- (het Gerecht gaat er hierbij van uit dat de partner van de moeder voor de helft bijdraagt in de huurkosten).
De moeder houdt maandelijks een bedrag over van afgerond (Afl. 1.614,07 – Afl. 671,33) Afl. 942,74, waarmee zij in haar eigen levensonderhoud dient te voorzien.

3.7
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.474,43.
Wat de lasten betreft houdt het Gerecht rekening met een bedrag van Afl. 715,45,- aan huur, Afl. 256,- aan aflossing van een lening bij de Banco di Caribe en Afl. 367,95 aan aflossing van een lening bij de Island Finance. De vader houdt maandelijks over een bedrag van (Afl. 2.474,43 – Afl. 1.3339,39) Afl. 1.135,04.
3.8
Gelet op de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen enerzijds en de draagkracht van de ouders anderzijds en de eigen verklaring van de vader zoals omschreven in het petitum van zijn verzoekschrift, is het Gerecht van oordeel dat de vader in staat moet worden geacht om met een bedrag van Afl. 250,- per maand bij te dragen ten behoeve van [naam minderjarige 1] en een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand ten behoeve van [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]. Het Gerecht zal verder bepalen dat deze bijdrage in zal gaan vanaf de eerste van de maand na de datum van behandeling van deze zaak, derhalve met ingang van 1 februari 2018. Voor verdere terugwerkende kracht ziet het Gerecht geen of onvoldoende grond.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
wijzigt de beschikking van dit Gerecht van 15 november 2016 (EJ-850/16) in dier voege dat de bijdrage van de vader [naam vader] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen, ingaande 1 februari 2018:
- Afl. 250,- ten behoeve van [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Colombia,
- Afl. 200,- ten behoeve van [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
- Afl. 200,- ten behoeve van [naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit Gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 6 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.