In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige, geboren op 6 september 2006. De vader, die de minderjarige op 7 september 2006 heeft erkend, verzocht om gezamenlijk gezag met de moeder, die van rechtswege het gezag alleen uitoefent. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 september 2017 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 16 januari 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren zowel de verzoekers als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw L. Petrochi.
De vader vroeg om wijziging van het gezag en om een omgangsregeling met de minderjarige. De grootmoeder van de minderjarige trok haar verzoek in, waardoor het Gerecht daarover geen beslissing nam. Het Gerecht oordeelde dat de vader, op basis van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, recht heeft op gezamenlijk gezag, mits dit in het belang van het kind is. De moeder stemde in met het verzoek van de vader, en het Gerecht concludeerde dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarige op te voeden.
De partijen bereikten overeenstemming over een omgangsregeling, die door het Gerecht werd goedgekeurd. De vader zal nu gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige uitoefenen, en de omgangsregeling werd vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden ingeschreven in het gezagsregister.