ECLI:NL:OGEAA:2018:114

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
550 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met een vuurwapen in Aruba met verwerping van het betrouwbaarheidsverweer

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van doodslag op 21 mei 2017. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, heeft op de zitting op 22 januari 2018 zijn verdediging gevoerd met bijstand van zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van veertien jaren, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte op basis van gebrek aan bewijs. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigenverklaringen, waaronder die van getuigen die de verdachte met een vuurwapen hebben gezien, kwam het gerecht tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdediging voerde aan dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren, maar het gerecht oordeelde dat de verklaringen geloofwaardig waren en dat er geen bewijs was voor een andere dader.

De verdachte werd schuldig bevonden aan doodslag, zoals strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht. Het gerecht legde een gevangenisstraf van twaalf jaren op, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het vonnis werd uitgesproken op 9 februari 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 21 mei 2017 te Aruba, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met een revolver, althans een vuurwapen, meer/een kogel(s) in/op en/of in de richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] af te vuren, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks21 mei 2017 te Aruba, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met een revolver
, althans een vuurwapen, meer/eenkogel
(s
) in/op en/ofin de richting van het hoofd en
/ofhet
(boven
)lichaam van die [slachtoffer] af te vuren, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs en voert daartoe het volgende aan. De verdachte ontkent het tenlastegelegde feit en er is geen direct bewijs waaruit blijkt dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer heeft doodgeschoten. Er is enkel en alleen sprake van enkele getuigenverklaringen, te weten de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], die tegenstrijdigheden bevatten. De verklaring van de getuige [getuige 1] is bovendien onbetrouwbaar nu zij eerst een ander persoon als de schutter heeft aangewezen en kan in zoverre niet tot het bewijs worden gebezigd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen afgelegd bij de politie in beperkte mate van elkaar afwijken, maar dat dit niet ten gevolge dient te hebben dat die verklaringen als ongeloofwaardig terzijde dienen te worden geschoven.
Het gerecht overweegt als volgt.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de verdachte die nacht met een revolver heeft zien schieten, dat de verdachte verschillende keren heeft geschoten en dat de verdachte een witte T-shirt en een korte broek aan had. Deze verklaring vindt steun in de getuigenverklaringen van de bewakers [getuige 1] en [getuige 3] die beiden verklaren dat zij de verdachte gericht en van dichtbij met een vuurwapen op het slachtoffer hebben zien schieten. Volgens de getuige [getuige 1] had de verdachte een witte T-shirt aan en had hij een schoudertas bij zich. Op videobeelden van [naam bar] van die avond heeft de politie de verdachte herkend. De verdachte had bij [naam bar] een witte T-shirt en een korte broek aan en droeg een schoudertas. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij tijdens haar tweede verhoor uit angst iemand anders als zijnde de schutter heeft aangewezen, omdat zij door personen gelieerd aan de verdachte is bedreigd. Het gerecht heeft geen reden om aan deze uitleg te twijfelen. Het enkele feit dat de getuige de naam van de verdachte toen nog niet had genoemd betekent niet dat er geen enkele reden was om haar te bedreigen (zoals door de verdediging aangevoerd). Er zijn verdachten die juist door te bedreigen willen voorkomen dat hun naam wordt genoemd. Het gerecht heeft ook geen reden om aan de verklaring van de getuige [getuige 3] te twijfelen. Het enkele feit dat hij in het begin misschien heeft gedacht dat iemand anders heeft geschoten, betekent niet dat hij daarna de verdachte niet heeft kunnen herkennen als zijnde de schutter.
Het is bekend dat getuigen zelden gelijke verklaringen afleggen. De verschillen tussen de verklaringen van voornoemde getuigen zijn gering en niet wezenlijk van aard. Deze verklaringen zijn ieder afzonderlijk zeer specifiek en op de belangrijke onderdelen gelijkluidend. Het gerecht acht deze verklaringen dan ook geloofwaardig en heeft geen redenen om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Dat er enkele verschillen zijn in de verklaringen, zoals is aangevoerd door de verdediging, tast de kern van die verklaringen niet aan.
Het dossier bevat geen getuigenverklaringen of andere bewijsmiddelen die erop wijzen dat een ander dan de verdachte schoten heeft gelost en/of een vuurwapen in de hand had.
De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij die nacht ter plaatse was, maar dat hij vóór de schietpartij reeds vertrokken was, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
6. Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Doodslag is een van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Het benemen van een anders leven is een onomkeerbaar misdrijf. Het slachtoffer had nog een heel leven voor zich. Dat heeft de verdachte hem ontnomen. Met zijn daad heeft hij bij de nabestaanden van het slachtoffer bovendien groot en onherstelbaar leed veroorzaakt. Hiernaast heeft een misdrijf als het onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt het bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Ook moet rekening worden gehouden met het voor de samenleving schokkend aspect dat het voorval op de openbare weg en in de aanwezigheid van omstanders heeft plaatsgevonden. Oplegging van een langdurige vrijheidsontnemende straf is daarom op zijn plaats.
In het nadeel van de verdachte geldt dat hij reeds eerder terzake geweldsdelicten en vuurwapenbezit is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Straftoemeting dient niet slechts ertoe om de verdachte leed toe te voegen, maar ook om aan mogelijke nieuwe daders het signaal te geven dat het plegen van vergelijkbare feiten tot zware bestraffing kan leiden, zulks in de hoop dat nieuwe daders, door de strafdreiging afgeschrikt, het plegen van vergelijkbare feiten achterwege zullen laten.

9.Benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is niet betwist en is, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
negenduizend driehonderd zesentachtig florin (Afl. 9386,=), vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer/de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht en de verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal het gerecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan het Land Aruba van een bedrag groot Afl. 9386,= ten behoeve van de benadeelde partij. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
TWAALF (12) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [benadeelde partij] om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van
Afl. 9.386,= (zegge: negenduizend driehonderd en zesentachtig florin),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 21 mei 2017, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan het Land Aruba ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van
Afl. 9.386,= (zegge: negenduizend driehonderd en zesentachtig florin), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 180 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 9 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.