ECLI:NL:OGEAA:2018:115

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
601 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorwaardelijk opzet in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 22 juli 2017, waarbij de verdachte de aangeefster, zijn vroegere echtgenote, met geweld heeft aangevallen. De verdachte heeft de aangeefster vastgepakt en een handdoek doordrenkt met ammoniak tegen haar gezicht gehouden, terwijl hij ook twee vingers in haar mond heeft gestopt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en behandeling van verslavingsproblematiek.

Tijdens de rechtszitting op 9 februari 2018 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen opzet had om de aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat zijn intentie slechts was om haar te laten schrikken. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans heeft gecreëerd op zwaar lichamelijk letsel, hoewel het letsel dat de aangeefster heeft opgelopen niet als zodanig kon worden gekwalificeerd.

Het gerecht heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair tenlastegelegde feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Het vonnis is uitgesproken op 2 maart 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.R. Heinze.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het meer subsidiaire feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, ook als die inhouden het werken aan zijn verslavingsproblematiek alsmede het volgen van een agressie regulatie training (ART).
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
dat hij op 22 juli 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met kracht met zijn beide handen die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- vervolgens een handdoek doordrenkt met ammoniak, althans ammonia, althans een bijtende vloeistof, tegen de neus en de mond, althans het gezicht, van die [slachtoffer] heeft geplaatst en gedurende enige tijd geplaatst heeft gehouden en
- vervolgens twee vingers in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op 22 juli 2017 in Aruba, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk heeft toegebracht, door opzettelijk
- met kracht met zijn beide handen die [slachtoffer] vast te pakken,
- een handdoek doordrenkt met ammoniak, althans ammonia, althans een bijtende vloeistof, tegen de neus en de mond, althans het gezicht, van die [slachtoffer] te plaatsen en gedurende enige tijd geplaatst te houden,
- twee vingers in de mond van die [slachtoffer] te stoppen;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op 22 juli 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk toe te brengen, met dat opzet
- met kracht met zijn beide handen die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- vervolgens een handdoek doordrenkt met ammoniak, althans ammonia, althans een bijtende vloeistof, tegen de neus en de mond, althans het gezicht, van die [slachtoffer] heeft geplaatst en gedurende enige tijd geplaatst heeft gehouden en
- vervolgens twee vingers in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op 22 juli 2017 in Aruba, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door
- met kracht met zijn beide handen die [slachtoffer] vast te pakken en
- vervolgens een handdoek doordrenkt met ammoniak, althans ammonia, althans een bijtende vloeistof, tegen de neus en de mond, althans het gezicht, van die [slachtoffer] te plaatsen en gedurende enige tijd geplaatst te houden en
- vervolgens twee vingers in de mond van die [slachtoffer] te stoppen.

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is, dat zij bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair noch het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op 22 juli 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letseltoe te brengen, met dat opzet
- met kracht met zijn beide handen die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- vervolgens een handdoek doordrenkt met
ammoniak, althansammonia,
althans een bijtende vloeistof,tegen de neus en de mond
, althans het gezicht,van die [slachtoffer] heeft geplaatst en gedurende enige tijd geplaatst heeft gehouden en
- vervolgens twee vingers in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij geen opzet had om aangeefster zwaar lichamelijk letsel aan te brengen en dat hij enkel een grapje met aangeefster wou uithalen en haar alleen wou laten schrikken door het doekje met ammonia tegen haar neus en mond te houden.
Als zwaar lichamelijk letsel wordt aangemerkt elk lichamelijk nadeel dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. De verdachte heeft twee vingers in de mond/keel van aangeefster gestopt en gedurende enige tijd een doek met ammonia tegen de mond en de neus van aangeefster geplaatst gehouden. Ammonia is in een geconcentreerde vorm een bijtende stof. Hoewel niet is komen vast te staan of de gebruikte ammonia in een zodanige concentratie aanwezig was dat gesproken kan worden van een bijtende vloeistof, roept naar algemene ervaringsregels het gedurende enige tijd duwen van een doek met ammonia op het gezicht van een slachtoffer de aanmerkelijke kans in het leven dat die vloeistof onherstelbare schade van de ogen kan veroorzaken en daardoor aan dat slachtoffer zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Ook het steken van twee vingers in de keel van een slachtoffer kan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder – en dus ook de verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het in het gezicht van aangeefster geplaatst houden van de doek met ammonia door de verdachte en het steken van twee vingers in de keel/mond van aangeefster is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Het gerecht komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte door dit handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Aangeefster heeft door de aanval ook letsel opgelopen, maar dit is niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, waardoor het bij een poging van de verdachte is gebleven.
Gelet op het voorgaande acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair: poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn vroegere echtgenote in haar woning. Deze laffe aanval is een ernstig feit. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Het gepleegde feit is voor aangeefster een zeer schokkende gebeurtenis geweest die bij haar grote gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Bij haar oordeel over de op te leggen straf betrekt het gerecht de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze blijken uit het over hem uitgebrachte reclasserings- en psychologisch rapport.
Tevens houdt het gerecht er rekening mee dat verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie eerder wegens bedreiging en mishandeling is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
DRIEHONDERD EN ZESTIG (360) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
HONDERD ACHT EN DERTIG (138) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal laten stellen gericht op behandeling van zijn verslavingsproblematiek alsmede dat de veroordeelde de agressie regulatie training (ART) zal volgen,
met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 2 maart 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.