ECLI:NL:OGEAA:2018:118

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
A.R. 2994 van 2016 / AUA201600666
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot hypotheekverplichtingen en persoonlijke leningen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee ex-echtelieden, [Eiser] en [Gedaagde]. De partijen zijn op 8 augustus 2009 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar hebben op 20 oktober 2014 de echtscheiding aangevraagd, welke op 11 december 2014 is ingeschreven. De procedure omvatte een verzoekschrift, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek met eisvermeerdering, en een conclusie van dupliek. De zaak is verwezen naar de rol voor vonnis op 7 maart 2018.

[Eiser] vordert de verdeling van de gemeenschap, waarbij hij stelt dat partijen de ontbonden gemeenschap nog niet hebben verdeeld. [Gedaagde] verzet zich hiertegen en vordert veroordeling van [Eiser] in de proceskosten. Het gerecht heeft de peildatum voor de verdeling vastgesteld op 11 december 2014. De woning, die op die datum een waarde had van Afl. 227.457,50 met een hypotheekschuld van Afl. 206.934,73, wordt aan [Eiser] toebedeeld, met de verplichting om de hypotheekverplichtingen te voldoen. De overwaarde van de woning wordt vastgesteld op Afl. 20.522,77, waarvan [Gedaagde] recht heeft op Afl. 10.261,39.

Daarnaast zijn er verschillende leningen en schulden die in de verdeling moeten worden meegenomen, waaronder een persoonlijke lening bij de RBC en een creditcardschuld. Het gerecht heeft geoordeeld dat [Eiser] verantwoordelijk blijft voor deze schulden, ondanks het verweer van [Gedaagde]. De pensioenrechten van beide partijen zullen gelijk verdeeld worden op het moment dat [Eiser] de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De zaak is aangehouden voor verdere uitlating door [Eiser] op 4 april 2018, waarbij [Gedaagde] ook de gelegenheid krijgt om te reageren.

Uitspraak

Vonnis van 7 maart 2018
Behorend bij A.R. 2994 van 2016 / AUA201600666
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens eisvermeerdering;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn ex-echtelieden. Zij zijn op 8 augustus 2009 naar tussen hen vaststaat in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Op of omstreeks 8 augustus 2013 heeft [Gedaagde] de echtelijke woning verlaten. Bij beschikking van 20 oktober 2014 is de echtscheiding uitgesproken. Deze is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 11 december 2014.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[Eiser] vordert, na eiswijzing en uitvoerbaar bij voorraad, verdeling van de gemeenschap zoals door hem voorgesteld, met nevenvorderingen en met veroordeling van [Gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
[Eiser] grondt de vordering erop dat partijen de ontbonden gemeenschap nog niet hebben verdeeld en daar in onderling overleg, ook niet met hulp van de notaris, niet in slagen.
3.3
[Gedaagde] voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [Eiser] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
De peildatum voor de omvang van de gemeenschap zet [Eiser] op 11 december 2014. Daartegen wordt niet gemotiveerd verweer gevoerd zodat het gerecht van die datum zal uitgaan.
4.2
De woning aan de [adres] kan worden toebedeeld aan [Eiser] onder de verplichting vanaf peildatum de hypotheekverplichtingen te voldoen. Partijen zijn het erover eens dat de woning op de peildatum Afl. 227.457,50 bedroeg en de hypotheekschuld Afl. 206.934,73 was. De overwaarde is dus Afl.20.522,77. [Gedaagde] komt daarvan Afl. 10.261,39 toe. Onbetwist is dat [Eiser] tot de peildatum alle lasten van de woning heeft gedragen. Hij hoeft over die periode geen gebruiksvergoeding te betalen. Na de peildatum is [Eiser] alle lasten met betrekking tot het huis blijven betalen. Hij is daarom bereid een gebruiksvergoeding van 4% van de gemiddelde overwaarde van de woning te betalen ad Afl. 36,35 per maand. Het gerecht acht dat redelijk. Het gerecht zal rekening houden met Afl. 1.420,.
4.3
Partijen zijn het erover eens dat de persoonlijke lening bij de RBC op peildatum Afl. 20.417,50 bedroeg. Zij zijn het er ook over eens dat [Eiser] deze zal blijven betalen. De omstandigheid dat [Gedaagde] niet op de hoogte was van deze lening uit maart 2012 en daarvan niet heeft geprofiteerd brengt niet mee dat met de hoogte daarvan bij de verdeling en afrekening van een overbedeling geen rekening moet worden gehouden.
4.4
Niet betwist is dat de creditcardschuld op de peildatum Af. 3.182,33 bedroeg. Ook zijn partijen het erover eens dat [Eiser] die moet blijven betalen. [Gedaagde] betoogt dat zij van de creditcard geen gebruik kon maken maar dat is bij de verdeling en de afrekening van een overbedeling niet van belang. Dat met de creditcard benzine door [Eiser] werd betaald is ook niet van belang. Door [Eiser] is niet gemotiveerd weersproken gesteld dat de schuld op 10 augustus 2013, dus rond de tijd dat [Gedaagde] de woning verliet, Afl. 3.235,28 bedroeg. Er is geen reden met de hoogte van het opgegeven bedrag op de peildatum geen rekening te houden.
4.5
Partijen zijn het erover eens dat [Eiser] de Island Finance lening betaalt. [Gedaagde] verzet zich ertegen dat daarmee bij de afrekening van de overbedeling rekening wordt gehouden. Volgens haar heeft [Eiser] die lening een paar dagen vóór het indienen van het echtscheidingsverzoek, en dus ruim na haar vertrek uit de woning, afgesloten. Dat betwist [Eiser] niet maar hij voert aan dat hij de lening heeft afgesloten (in maart 2014) om medische kosten van [Gedaagde] in Venezuela te betalen en daarnaartoe is gereisd om bij [Gedaagde] te zijn. Dat ligt niet voor de hand gegeven de omstandigheid dat [Gedaagde] de woning al geruime tijd daarvoor had verlaten en het echtscheidingsverzoek werd ingediend op 16 juli 2014. De stelling behoefde dan ook nadere toelichting die ontbreekt. Het gerecht gaat er daarom vanuit dat [Eiser] deze lening enkel en alleen ten behoeve van zichzelf is aangegaan terwijl voorzienbaar was dat het huwelijk ten einde liep en van de noodzaak om een overeenkomst van lening aan te gaan niet is gebleken. Onder die omstandigheid zal het gerecht met de lening voor de berekening van de overbedeling geen rekening houden.
4.6
Volgens [Eiser] is Afl. 4.000, van zijn moeder geleend. [Eiser] onderbouwt dat door overlegging van een door haar ondertekende verklaring. [Gedaagde] betwist de lening. Het gerecht kan het bestaan van de lening in het midden laten. Aangenomen dat de moeder van [Eiser] hem Afl. 4.000, heeft geleend dient [Eiser] die terug te betalen. Gegeven de aard van de familierechtelijke betrekking tussen moeder en zoon en het feit dat de moeder kennelijk tot 1 september 2016 niet schriftelijk aanspraak heeft gemaakt op terugbetaling zal het gerecht met deze lening voor de berekening van de overbedeling geen rekening houden.
4.7
Bij conclusie van dupliek maakt [Eiser] aanspraak op verrekening van de erfpacht- en grondbelastingschuld 2013 tot en met 2017 ad Afl. 6.444,63. Aangezien de peildatum op 11 december 2014 is bepaald maakt [Eiser] echter ten onrechte aanspraak op afrekening van de jaren vanaf 2015. Volgens [Gedaagde] is de grondbelasting over 2013 en 2014 al betaald.
4.8
Het gerecht kan uit de overgelegde stukken niet opmaken of en tot welk bedrag op de peildatum van 11 december 2014 nog grondbelasting en erfpacht moest worden betaald. [Eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld een verklaring ter zake of een duidelijk overzicht van de belastingdienst over te leggen. Als daaruit blijkt dat er op die datum nog schulden bestonden zal [Eiser] worden verplicht die te betalen en zal daarmee rekening worden gehouden bij de afrekening waardoor ieder per saldo voor de helft draagplichtig is.
4.9
Partijen kunnen het over het pensioen niet geheel eens worden. De pensioenrechten zullen daarom worden verdeeld in die zin dat aan ieder van partijen de helft toekomt op het moment dat [Eiser] de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
4.1
Het gerecht zal de zaak naar de rolzitting van 4 april 2018 verwijzen voor uitlating als bedoeld onder 4.8 zijdens [Eiser]. Het uitstel is
nietperemptoir omdat [Eiser] afhankelijk is van opgave door de belastingdienst.
[Gedaagde] mag te zijner tijd reageren.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 april 2018 (niet peremptoir) voor uitlating zijdens [Eiser];
verstaat dat [Gedaagde] daarop mag reageren op een nader te bepalen rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.