ECLI:NL:OGEAA:2018:122
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en gegrondverklaring beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft appellante, een Filipijnse nationaliteit en woonachtig in Aruba, een verzoek ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te kunnen werken. Dit verzoek is echter niet tijdig behandeld door de minister van Justitie en Immigratie, wat heeft geleid tot een bezwaarschrift. Appellante heeft op 17 januari 2018 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 29 januari 2018 is de zaak behandeld.
Het gerecht heeft geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De omstandigheid dat appellante onevenredig nadeel ondervindt door haar onwettige verblijf en het ontbreken van werk, werd niet als voldoende beschouwd om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Wat betreft het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, heeft het gerecht vastgesteld dat appellante tijdig in beroep is gekomen. Het gerecht oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven door niet binnen de wettelijke termijn van twaalf weken te beslissen op het bezwaarschrift. Het beroep werd gegrond verklaard, en de minister werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beschikking te geven op het gemaakte bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante en werd het griffierecht terugbetaald.