ECLI:NL:OGEAA:2018:123

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
A.R. AUA201601448
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering en naheffing invoerrechten

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de naamloze vennootschap Fast Collection & Delivery Services N.V. (hierna: Fast) betaling van een hoofdsom van Afl. 3.479,60 van de gedaagde partij, die in 2011 cargodiensten heeft afgenomen voor de invoer van een 'golfcart'. Fast heeft de gedaagde een naheffing opgelegd na een bericht van de Inspectie Invoerrechten, waarin werd aangegeven dat abusievelijk een onjuist heffingstarief was toegepast. Fast heeft de gedaagde in 2015 gesommeerd om de naheffing te voldoen, inclusief boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet op de hoogte was van de vordering.

De rechter heeft beoordeeld of de gedaagde de gevorderde invoerrechten, vermeerderd met boete en kosten, verschuldigd is aan Fast. De rechter concludeert dat, hoewel de gedaagde op de hoogte was van de naheffing, Fast geen bewijs heeft geleverd dat de naheffing daadwerkelijk is voldaan. Hierdoor is de vordering van Fast niet toewijsbaar. Fast wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op Afl. 250,00 aan salaris van de gemachtigde.

Het vonnis is uitgesproken op 7 maart 2018 door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 7 maart 2018
Behorend bij A.R. AUA201601448
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
FAST COLLECTION & DELIVERY SERVICES N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Fast,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G.F. Croes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Fast heeft in opdracht en voor [Gedaagde] cargodiensten verricht in 2011 met betrekking tot de invoer van een ‘golfcart’.
2.2
Op 7 november 2011 heeft de Inspectie Invoerrechten Fast bericht dat abusievelijk een onjuist heffingstarief is toegepast en een naheffing opgelegd van AWG 3.479,60.
Fast heeft deze naheffing op 8 november 2011 aan [Gedaagde] doorbelast.
2.3
Bij brief van 19 juni 2015 sommeert Fast [Gedaagde] de naheffing te voldoen en maakt zij tevens aanspraak op een boeterente van 1,5% per maand alsmede 15% buitengerechtelijke incassokosten. Aan [Gedaagde] wordt een termijn van 7 dagen gegeven om een totaal bedrag ad Afl. 6.471,56 te voldoen.
2.4
Op 23 mei 2016 wordt een sommatiebrief ten bedrage van Afl. 7.042,95 bij de gemachtigde van [Gedaagde] bezorgd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Fast vordert bij vonnis uitvoerbaar - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [Gedaagde] tot betaling van een hoofdsom ad Afl. 3.479,60, te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en een contractuele boeterente van 1,5% per maand, een en ander met veroordeling van [Gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
[Gedaagde] voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [Gedaagde] de gevorderde invoerrechten vermeerderd met boete en kosten verschuldigd is aan Fast.
4.2
Uit de bij conclusie van repliek overgelegde productie volgt dat Fast op 7 november 2011 door de inspectie der invoerrechten en accijnzen is verzocht om een aanvullend bedrag ad Afl. 3.479,60 te betalen in verband met de invoer van een ‘golfcart’ ten behoeve van [Gedaagde].
4.3
Voor zo ver [Gedaagde] stelt dat zij nimmer op de hoogte is gesteld van deze vordering, heeft te gelden dat zij in ieder geval sinds 23 mei 2016 weet dat de inspectie invoerrechten en accijnzen een naheffing heeft opgelegd omdat een onjuist tarief was toegepast. De vordering is binnen 5 jaar aanhangig gemaakt en de verjaring is derhalve tijdig gestuit. De gevorderde hoofdsom is dan ook in beginsel toewijsbaar. [Gedaagde] stelt dat zij bereid is de naheffing te betalen indien Fast kan aantonen dat zij deze daadwerkelijk heeft voldaan. Fast heeft evenwel, hoewel zij daartoe gelegenheid heeft gehad, geen bewijs van betaling overgelegd. Nu niet is komen vast te staan dat Fast de naheffing daadwerkelijk heeft voldaan, is de vordering niet toewijsbaar.
4.4
Fast wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld, aan de zijde van [Gedaagde] begroot op 1 punt van het toepasselijke liquidatietarief.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt Fast in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [Gedaagde] worden begroot op Afl. 250,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.