In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres Mora, vertegenwoordigd door advocaat mr. David G. Kock, de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door gedaagde Faustin, die werd bijgestaan door advocaat mr. C. Helen Lejuez. De procedure volgde op een koopovereenkomst die in 1998 was gesloten, waarbij Faustin de woning had gekocht. Mora stelde dat Faustin zich niet aan de betalingsverplichtingen had gehouden, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst op 16 juni 2016.
De rechter oordeelde dat Mora bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden op basis van artikel 6:265 BW, dat elke tekortkoming in de nakoming van verplichtingen aan de wederpartij het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden. Faustin erkende een betalingsachterstand, maar voerde aan dat hij al een aanzienlijk deel van de koopprijs had betaald. De rechter verwierp dit verweer, omdat Faustin niet had aangetoond dat de door hem aangehaalde regel van toepassing was in Aruba.
De rechter concludeerde dat er sprake was van herhaalde wanprestatie door Faustin, wat de buitengerechtelijke ontbinding rechtvaardigde. Mora kreeg gelijk in haar vordering en de rechter verklaarde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door Faustin. Faustin werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 21 maart 2018.