ECLI:NL:OGEAA:2018:139

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
E.J. no. 2052 van 2017/AUA201702447
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens seksuele intimidatie door leidinggevende

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen Aruba Airport Authority N.V. (AAA). [verzoeker], die werkzaam was als landside operations manager, verzocht om betaling van zijn loon vanaf 23 maart 2017 tot de rechtsgeldige beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. AAA voerde verweer en stelde dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 6 februari 2018, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

De zaak draaide om een voorval op 11 maart 2017, waarbij [verzoeker] ongewenste intimiteiten had gepleegd jegens een ondergeschikte uitzendkracht, mw. [X]. Ondanks dat [verzoeker] stelde dat zijn handelingen voortkwamen uit een poging om mw. [X] te helpen met haar nek- en schouderklachten, oordeelde het Gerecht dat zijn gedrag als seksuele intimidatie moest worden gekwalificeerd. Het Gerecht nam daarbij in overweging dat [verzoeker] eerder was gewezen op het ontoelaatbare karakter van dergelijk gedrag en dat hij een leidinggevende functie bekleedde, wat zijn verantwoordelijkheden vergrootte.

Het Gerecht concludeerde dat het gedrag van [verzoeker] ernstig verwijtbaar was en dat dit een dringende reden voor ontslag opleverde. De vorderingen van [verzoeker] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele intimidatie op de werkvloer en de verantwoordelijkheden van leidinggevenden in dergelijke situaties.

Uitspraak

Beschikking van 20 maart 2018
Behorend bij E.J. no. 2052 van 2017/AUA201702447
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
Verzoeker,
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA AIRPORT AUTHORITY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: AAA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 6 februari 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde. AAA is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [naam 3] en dhr. [naam 2] (juridisch medewerker respectievelijk “
landside operations manager” bij AAA). [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. AAA heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker], en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. AAA veroordeelt om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 23 maart 2017 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
b. te dezen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
c. AAA veroordeelt in de proceskosten.
2.2
AAA voert verweer en concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing of ontzegging daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
In deze procedure staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.1.1
In de periode 1 februari 1989 tot 31 december 1996 was [verzoeker] werkzaam als ambtenaar bij de Luchthavendienst. Toen die dienst op 1 januari 1997 verzelfstandigd/geprivatiseerd werd naar AAA is [verzoeker] is per gelijke datum krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van AAA, bij en voor wie hij laatstelijk werkzaam was als “
Landside Supervisor” tegen een basis bruto maandloon van Afl. 7.728,--.
3.1.2
AAA heeft op 7 november 2016 voor haar personeel, waaronder begrepen [verzoeker], verplicht bij te wonen trainingssessies ter zake van onder meer het onderwerp ongewenste intimiteiten/sexual harassment georganiseerd. [verzoeker] was daarbij aanwezig.
3.1.3
Aanleiding voor voormelde trainingssessies was een intern rapport dat was opgesteld naar aanleiding van een onderzoek dat was opgestart na een klacht over [verzoeker] ter zake van sexual harassment. Nadat dit onderzoek was afgerond heeft AAA [verzoeker] bij brief van 24 oktober 2016 een schorsing van 5 dagen opgelegd. Die brief vermeldt onder meer: “
On October 3. 2016 you were invited for a meeting with [Naam 1], COO, [Naam 2] , Landside Operations Manager, [Naam 3], Legal Officer and [Naam 4], HR Advisor to discuss the outcome of whistleblower report regarding the charge of sexual harassment against you.
(…).
As per our “Algemene Bedrijfsvoorschriften” and by law sexual harassment is not permitted. We expect from our employees, especially from you as a Supervisor, that they behave in a respectful manner towards each other.
(…).”.
3.1.4
Op 11 maart 2017 heeft [verzoeker] in de kantine van AAA (waar op dat moment verder niemand aanwezig was) de aan hem ondergeschikte bij AAA te werk gestelde uitzendkracht mw. [X] (hierna: [X}) van achteren benaderd, om vervolgens aan het haar van [X] te ruiken. Toen [X] zich daarop omdraaide, probeerde [verzoeker] haar een zoen te geven. [X] draaide daarop haar gezicht weg van [verzoeker], die vervolgens van achteren haar nek en schouders begon te strelen en te masseren. De handen van [verzoeker] zijn daarbij op enig moment in de buurt van de borsten van [X] gekomen. [X] is vervolgens opgestaan en vertrokken uit de kantine. [X] heeft het gebeurde (hierna: het voorval) gemeld bij haar werkgever, die vervolgens over het voorval heeft geklaagd bij AAA.
3.2 [
verzoeker] stelt in het licht van vorenstaande onder meer dat hij op initiatief van over pijn in haar nek en schouders klagende [X] is overgegaan tot massage van haar nek en rug, en dat zijn handen in de buurt van haar borsten zijn gekomen toen zij plotseling opstond. Die bevrijdende stellingen heeft AAA gemotiveerd bestreden, terwijl [verzoeker] geen levering van bewijs heeft verzocht of aangeboden. Vorenstaande brengt niet alleen mee dat bedoelde bevrijdende stellingen niet vast komen te staan maar tevens dat [verzoeker] de stelling van AAA, dat [X] gedurende en als gevolg van het voorval geshockeerd was, onvoldoende onderbouwd heeft bestreden. Vast komt te staan dat het voorval zich heeft voorgedaan tegen de wil van [X] in. Daaruit volgt dat [verzoeker] zich niet alleen in subjectieve zin maar ook objectief gezien jegens [X] schuldig heeft gemaakt aan ongewenst intiem gedrag, ofwel aan sexual harassment.
3.3
Alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende - waaronder begrepen het lange dienstverband van [verzoeker] bij AAA en het gegeven dat AAA [verzoeker] middels trainingssessies, haar bij partijen genoegzaam bekende Algemene Bedrijfsregels en de hiervoor onder 3.1.3 weergegeven inhoud van voormelde al dan niet terechte schorsingsbrief meermalen heeft gewezen op het ontoelaatbare of onaanvaardbare karakter van ongewenste intimiteiten en/of seksuele intimidatie op de werkvloer van AAA - is het Gerecht van oordeel dat het aan [verzoeker] ernstig verwijtbare voorval een dringende reden voor ontslag oplevert. Dit klemt temeer omdat [verzoeker] een leidinggevende positie (lees tevens: voorbeeldfunctie) heeft bij AAA en het ernstig verwijtbare gedrag van [verzoeker] zich richtte tegen een kwetsbare aan hem ondergeschikte ingeleende medewerkster.
3.4
De slotsom luidt dat AAA [verzoeker] op goede en terechte grond op staande voet heeft ontslagen, en dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen. Er zijn geen overige feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.5 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van AAA, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van AAA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 maart 2018.