ECLI:NL:OGEAA:2018:14

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
A.R. 907 van 2017 (AUA201701479)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een rekening courant schuld en buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Romar Trading Company N.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een rekening courant schuld van de gedaagde aan Romar, die voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst van 3 april 2017, waarin partijen hun dienstverband hebben beëindigd. De gedaagde heeft een schuld van AWG 49.544,71, maar heeft geen betalingen verricht ter aflossing van deze schuld. Romar vordert betaling van een bedrag van Afl. 41.564,59, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 11 oktober 2017, gevolgd door een comparitie op 10 november 2017. Tijdens deze comparitie heeft Romar haar eis gewijzigd en verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten. De gedaagde heeft de vordering erkend, maar bezwaar gemaakt tegen de gevorderde rente en kosten, stellende dat zij bereid was tot een betalingsregeling, maar dat Romar hier niet op inging.

De rechter heeft geoordeeld dat Romar recht heeft op de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment dat de gedaagde in verzuim is, en dat de buitengerechtelijke incassokosten niet voldoende zijn onderbouwd. Desondanks heeft de rechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten aan de zijde van Romar. Het vonnis is uitgesproken op 10 januari 2018.

Uitspraak

Vonnis van 10 januari 2017
Behorend bij A.R. 907 van 2017 (AUA201701479)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ROMAR TRADING COMPANY N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Romar,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba, [adres],
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2017;
- de brief met producties, ingediend op 8 november 2017 aan de zijde van Romar;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie op 10 november 2017.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben bij vaststellingovereenkomst van 3 april 2017 het dienstverband met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.2
In de vaststellingovereenkomst van 3 april 2017 is onder meer het volgende opgenomen:

2. Werknemer heeft een rekening courant schuld bij de werkgever welke per heden AWG 49.544,71 beloopt. Werknemer zal een uitdraai ontvangen van deze schuld.
3. Werknemer heeft per heden recht op 20 vakantiedagen. Het hiermee corresponderende netto bedrag zal worden verrekend met de rekening courant schuld. Werknemer zal een payslip ontvangen van het netto bedrag van de vakantiedagen.
4. Omtrent het pro resto saldo van de rekening courant schuld zullen partijen in goed en redelijk overleg een afbetalingsregeling treffen, zulks binnen 4 weken na heden.
2.3
Partijen hebben geen afbetalingsregeling gesloten zoals opgenomen onder punt 4 van de vaststellingsovereenkomst van 3 april 2017.
2.4
[gedaagde] heeft geen betalingen verricht ter aflossing van de rekening courant schuld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Romar vordert – na wijziging van eis ter gelegenheid van de comparitie na antwoord en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad Afl. 41.564,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2017, met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten conform het nieuw procesreglement 2016 en de proceskosten (waaronder de beslagkosten).
3.2
Romar grondt de vordering erop dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende (betalings)verplichting.
3.3
[gedaagde] voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
[gedaagde] heeft de vordering erkend, maar maakt bezwaar tegen de gevorderde rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2
Aanspraak op de wettelijke rente bestaat vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] schriftelijk in gebreke is gesteld, zodat Romar eerst vanaf de dag waarop het onderhavige verzoekschrift is ingediend, aanspraak heeft op de wettelijke rente.
4.3
Romar baseert de buitengerechtelijke incassokosten blijkens het inleidend verzoekschrift op het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Daartoe stelt Romar dat vele buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat Romar meerdere malen met [gedaagde] heeft gesproken. Romar heeft deze stelling evenwel niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Het gerecht acht derhalve termen aanwezig om de buitengerechtelijke kosten toe te wijzen, conform het procesreglement en gebaseerd op een half punt van liquidatietarief 5.
4.4
[gedaagde] heeft impliciet ook bezwaar gemaakt tegen de proceskosten. Zij stelt dat zij bereid was een betalingsregeling te treffen met Romar, maar dat Romar hier niet op is ingegaan. Volgens haar is de rechtsingang evenwel nodeloos gemaakt. Het gerecht is van oordeel dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om reeds met het afbetalen te beginnen. Gesteld noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Romar heeft er belang bij om een executoriale titel te verkrijgen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] de proceskosten van Romar moeten vergoeden, aan de zijde van Romar begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 196,65 aan explootkosten en Afl. 1.250,- aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Romar van een bedrag van Afl. 41.564,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 625,00
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Romar worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 196,65 aan explootkosten en Afl. 1.250,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.