ECLI:NL:OGEAA:2018:140

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
E.J. no. 2372 van 2017/AUA201702938
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid van de alcoholtestopdracht in de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.G. Dowers-Alders, en de vennootschap MERANTILLAS V.B.A. (hierna: RIU), vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt. De verzoeker had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en was werkzaam als bartender. Op 29 juni 2017 werd hij op staande voet ontslagen door RIU, omdat zijn supervisors vermoeden hadden dat hij onder invloed van alcohol was en hij weigerde een alcoholtest te ondergaan. De verzoeker heeft het ontslag betwist en verzocht om het ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van zijn loon.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de opdracht om een alcoholtest te ondergaan aan het einde van de dienst werd gegeven en dat dit niet als een redelijke opdracht kan worden beschouwd. De verzoeker had geen redelijke mogelijkheid om aan deze opdracht te voldoen, vooral gezien het feit dat hij met de auto naar het werk was gekomen. Het Gerecht oordeelde dat RIU niet voldoende bewijs had geleverd dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. Daarom werd het ontslag nietig verklaard en werd RIU veroordeeld tot doorbetaling van het loon van de verzoeker, met wettelijke verhogingen en rente. Tevens werd RIU bevolen om de verzoeker binnen 48 uur weer toe te laten op het werk en werd een dwangsom opgelegd voor elke dag dat dit niet zou gebeuren. RIU werd ook veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

Beschikking van 20 maart 2018
Behorend bij E.J. no. 2372 van 2017/AUA201702938
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
Verzoeker,
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.G. Dowers-Alders,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERANTILLAS V.B.A.,
h.o.d.n. Merantillas,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: RIU,
gemachtigde: de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 6 februari 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde, en dat RIU is verschenen bij haar gemachtigde. [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift. RIU heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker], en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoeker] dat het Gerecht – zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat het door RIU aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is;
b. RIU veroordeelt om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon ad Afl. 2.541,27 per quincena vermeerderd met tips volgens een puntensysteem gerekend vanaf 29 juni 2017 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en gerekend vanaf 5 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening tevens vermeerderd met wettelijke rente;
c. RIU beveelt om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening aan RIU van deze beschikking weer toe te laten op het werk om zijn bedongen werkzaamheden op de gebruikelijke werktijden uit te voeren, en bepaalt dat RIU ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag dat RIU dat bevel niet opvolgt;
d. RIU veroordeelt in de proceskosten.
2.2
RIU voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
3.2
Vast staat tussen partijen onder meer het volgende.
3.2.1 [
verzoeker] is op 16 augustus 2010 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van RIU, bij en voor wie hij laatstelijk werkzaam was als bartender tegen een bruto loon van Afl. 2.541,27 per quincena te vermeerderen met volgens een puntensysteem vast te stellen of te berekenen fooi.
3.2.2
Aan het einde van zijn dienst in de nacht van 28 op 29 juni 2017 omstreeks 01:00 uur heeft zijn supervisor aan [verzoeker] medegedeeld dat hij het vermoeden had dat [verzoeker] dronken was, en die supervisor heeft vervolgens aan [verzoeker] de opdracht gegeven dat hij zich onmiddellijk naar het ziekenhuis moest begeven voor een bloedonderzoek. [verzoeker] heeft geen gevolg gegeven aan die opdracht.
3.2.3
Bij schrijven van 29 juni 2017 heeft RIU [verzoeker] op staande voet ontslagen. Dat Spaanstalige schrijven vermeldt onder meer (volgens de door RIU overgelegde vrije vertaling daarvan naar het Nederlands): “
Vandaag, 29 juni 2017 om 0:55 (aan het einde van uw dienst), hebben 2 supervisors u verzocht om een alcoholtest te ondergaan in het ziekenhuis aangezien duidelijke symptomen van dronkenschap bij u zijn waargenomen. U hebt besloten om niet naar het ziekenhuis te gaan en u hebt dus geweigerd om een alcoholtest te ondergaan zoals verzocht door uw leidinggevenden. Het verkeren onder invloed van alcohol zoals uw supervisors hebben waargenomen en het weigeren om een alcoholtest te ondergaan zoals verzocht door uw leidinggevenden is reden voor ontslag wegens dringende redenen.”.
3.2.4 [
verzoeker] heeft bij aan RIU gericht schrijven van 13 juli 2017 onder meer de nietigheid van dat ontslag ingeroepen en verklaard zijn werkzaamheden te willen continueren. RIU heeft dat schrijven onbeantwoord gelaten.
3.3
Uit voormelde ontslagbrief (en overigens ook de laatste alinea van sustenu 4 van het verweerschrift van RIU), die de omvang van de aan [verzoeker] medegedeelde dringende reden fixeert, volgt naar het oordeel van het Gerecht dat RIU de cumulatie of de samenhang van (1) het bij de in die brief vermelde supervisors gerezen vermoeden dat [verzoeker] gedurende zijn bewuste dienst onder invloed van alcohol was
en(2) de omstandigheid dat [verzoeker] geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek of de opdracht van zijn leidinggevenden om een alcoholtest te ondergaan (al dan niet in samenhang met eerder beweerdelijk verwijtbaar handelen van [verzoeker]) als dringende reden aan het ontslag te gronde heeft gelegd. Wat betreft dat verzoek of die opdracht (hierna: de opdracht) wordt het volgende overwogen.
3.4
De opdracht werd op de bewuste dag aan [verzoeker] gegeven aan het einde van zijn dienst. Dat brengt met zich dat [verzoeker] in zijn eigen tijd en niet die van zijn werkgever een door RIU aan hem opgedragen alcoholtest moest ondergaan. Dat is naar het oordeel van het Gerecht geen redelijke opdracht. Daar komt bij dat volgens RIU [verzoeker] op de bewuste dag met zijn auto naar het werk was gekomen, en in de visie van RIU had de beweerdelijk beschonken [verzoeker] met die auto naar het ziekenhuis moeten rijden om aldaar de bewuste alcoholtest te ondergaan. Ook deze omstandigheid maakt dat de opdracht geen redelijke is. Het is immers van algemene bekendheid dat een beschonken bestuurder volgens daartoe geldende wetgeving geen auto mag besturen. Eén en ander brengt mee dat [verzoeker] op goede gronden heeft geweigerd en mocht weigeren om de opdracht uit voeren.
3.5
Bij dat alles komt nog dat RIU de stelling van [verzoeker], dat - kort gezegd - gedurende de nachtelijke uren bij het ziekenhuis niet zomaar een alcoholtest wordt uitgevoerd, onvoldoende onderbouwd heeft bestreden. In dit verband is overigens gesteld noch gebleken dat bij het ziekenhuis een alcoholtest wordt afgenomen van een werknemer die zonder door of vanwege de werkgever verstrekte documentatie en betaalmiddelen zich aldaar meldt, waarbij heeft te gelden dat evenmin is gesteld of gebleken dat RIU die documentatie en middelen had verstrekt aan [verzoeker].
3.6
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat niet vast komt te staan dat [verzoeker] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven aan RIU. [verzoeker] heeft daarom op goede grond de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen. Dat brengt met zich dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden toegewezen als na te melden, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging over achterstallig loon ambts- en billijkheidshalve gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15% en dat dwangsommen gemaximeerd zullen worden opgelegd aan RIU.
3.7
RIU zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat het door RIU op 29 juni 2017 aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is;
-veroordeelt RIU om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon ad Afl. 2.541,27 per quincena vermeerderd met volgens een puntensysteem te berekenen of vast te stellen tips gerekend vanaf 29 juni 2017 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de ambtshalve gematigde vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en gerekend vanaf 5 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening tevens vermeerderd met wettelijke rente;
-beveelt RIU om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening aan RIU van deze beschikking weer toe te laten op het werk om zijn bedongen werkzaamheden op de gebruikelijke werktijden uit te voeren;
-bepaalt dat RIU ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag dat RIU voormeld bevel niet opvolgt, met dien verstande dat RIU te dezen maximaal Afl. 250.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-RIU veroordeelt in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van voormelde verklaring voor recht;
-verleent aan [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 maart 2018.