ECLI:NL:OGEAA:2018:152
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Betaling vordering waterleveringsovereenkomst tussen Water- en Energiebedrijf Aruba N.V. en gedaagde
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Water- en Energiebedrijf Aruba (W.E.B.) N.V. betaling van Afl. 5.470,30 van de gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 6 december 2017, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 9 januari 2018. Tijdens deze zitting heeft de gedaagde, bijgestaan door zijn advocaat, verweer gevoerd tegen de vordering van W.E.B. De gedaagde stelde dat hij de waterleveringsovereenkomst in 1999 had opgezegd, waardoor hij niet meer gehouden zou zijn tot betaling. W.E.B. bestreed deze stelling en voerde aan dat de gedaagde geen bewijs had geleverd voor zijn bewering.
Het Gerecht oordeelde dat de vordering van W.E.B. onvoldoende was bestreden door de gedaagde, die geen bewijs had aangeboden. De rechter volgde de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis en besloot de vordering van W.E.B. toe te wijzen. De wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, aangezien deze niet waren betwist. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door het Gerecht werden begroot op Afl. 1.100,--. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 21 februari 2018 door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.