ECLI:NL:OGEAA:2018:153

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
K.G. nr. 2668 van 2017 / AUA201703587
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonhuis in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en spoedeisend belang

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.G. Figaroa, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 november 2017 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 februari 2018. Eiser verzocht om ontruiming van de woning, die gedaagde bewoonde, en stelde dat er geen huurovereenkomst bestond die gedaagde het recht gaf om daar te blijven. Gedaagde voerde aan dat er een afspraak was gemaakt dat zij tot april of mei 2018 in de woning mocht blijven wonen, maar deze stelling werd door eiser betwist.

Het Gerecht oordeelde dat er geen bewijs was voor een huurovereenkomst en dat gedaagde zonder recht of titel gebruik maakte van de woning. Gezien het spoedeisend belang van eiser, werd de vordering tot ontruiming toegewezen. Gedaagde kreeg de tijd om de woning binnen twee maanden na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens werd er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan het vonnis voldeed. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 21 februari 2018 door rechter mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 21 februari 2018
Behorend bij K.G. nr. 2668 van 2017 / AUA201703587
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba, [adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 november 2017;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 1 februari 2018.
1.2
Partijen zijn ter terechtzitting verschenen. [eiser] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en [gedaagde] in persoon. [eiser] heeft gepersisteerd in het door hem gestelde en verzochte.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
De ter zitting gewijzigde vordering strekt ertoe dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde]:
- veroordeelt om de woonkamer en het woonhuis gelegen te [adres] (hierna: de woning) met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet in beslag zijn genomen en voor zover die niet het eigendom van [eiser] zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van [eiser] en wel binnen vijf dagen, dan wel binnen de door het Gerecht in goede justitie te bepalen redelijke termijn na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, alles onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of een gedeelte daarvan dat gedaagde nalaat om aan het vonnis te voldoen;
- veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.2 [
gedaagde] voert aan dat zij met [eiser] heeft afgesproken dat zij tot april of mei 2018 in de woning mocht blijven wonen. [gedaagde] geeft aan twee maanden tijd nodig te hebben om het gehuurde te ontruimen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde liggende stellingen.
3.2
In deze procedure staat vast dat tussen partijen geen huurovereenkomst bestaat op grond waarvan geoordeeld kan worden dat [gedaagde] rechtmatig in het woonhuis verblijft. Dat de woning in eigendom toebehoort aan [gedaagde] is verder ook niet gebleken. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] haar de toezegging heeft gedaan dat zij tot april of mei 2018 in de woning mocht blijven wonen, terwijl [eiser] deze stelling van [gedaagde] heeft betwist. Die stelling staat daarom niet vast en het Gerecht ziet geen grond om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Dit alles betekent dat [gedaagde] naar het voorlopig oordeel van het Gerecht zonder recht of titel gebruik maakt van de woning.
3.3
Vorenstaande brengt mee dat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen als na te melden, nu in een bodemprocedure een gelijk oordeel te verwachten valt. Het gerecht zal, nu [gedaagde] heeft aangegeven twee maanden tijd nodig te hebben om de woning te ontruimen en gelet op de omstandigheid dat [eiser] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, bepalen dat [gedaagde] de woning binnen twee maanden na betekening van dit vonnis dient te ontruimen. Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd aan [gedaagde] worden opgelegd, omdat ook die dwangsommen voldoende prikkel doen uitgaan naar [gedaagde] tot nakoming van dit vonnis.
3.4
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [gedaagde] bij afwijzing van het door [eiser] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan.
3.5 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 213,79 =) Afl. 663,79 aan griffierechten en oproepkosten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
- beveelt [gedaagde] om de woonkamer en het woonhuis gelegen te [adres] in Aruba binnen twee (2) maanden na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze laatste niet in beslag zijn genomen en voor zover voor zover deze zaken niet aan [eiser] toebehoren, en de woonkamer en het woonhuis onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser];
- bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 100,-- voor elke dag of deel daarvan dat zij voormeld ontruimingsbevel niet nakomt, en bepaalt voorts dat [eiser] te dezen niet meer dan Afl. 50.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 663,79 aan verschotten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 februari 2018 in aanwezigheid van de griffier.