ECLI:NL:OGEAA:2018:17

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
676 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens gebrek aan bewijs en onvoldoende ondersteuning van getuigenverklaring

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte, geboren in 1994 in Venezuela en thans gedetineerd, beschuldigd van het medeplegen van doodslag op 24 april 2016. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Tijdens de openbare terechtzitting op 15 december 2017 werd de tenlastelegging besproken, die onder andere het tonen en gebruiken van een vuurwapen tegen het slachtoffer omvatte. De verdachte heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval en de doodslag.

Het bewijs tegen de verdachte was voornamelijk gebaseerd op de verklaring van getuige [getuige 1], die vijf weken na het incident een beschrijving van de verdachte gaf en hem herkende. Het gerecht oordeelde echter dat deze verklaring niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, wat in strijd is met het beginsel van dubbele bevestiging. Er was geen ander wettig bewijs dat de verklaring van de getuige ondersteunde, en de verklaring was bovendien inconsistent met andere informatie in het dossier.

Het gerecht concludeerde dat er niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de dader was, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. De beslissing werd genomen door rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken op 5 januari 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in Venezuela,
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Figaroa.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1.
dat hij op of omstreeks 24 april 2016 in Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
door met een pistool, althans een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het hoofd en/of de hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] af te vuren, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten een diefstal met geweld (in vereniging) van een geldbedrag en een hoeveelheid drugs althans een poging diefstal met geweld en/of een poging afpersing,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 2:260 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
en
dat hij op of omstreeks 24 april 2016 in Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een pistool, althans een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het hoofd en/ of de hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] af te vuren, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
(artikel 2:262 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 24 april 2016 in Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met een pistool, althans een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het hoofd en/ of de hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] af te vuren, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
(artikel 2:259 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 24 april 2016 in Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een hoeveelheid drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader:
- een pistool, althans een vuurwapen heeft getoond en in die richting van en op het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en
- die [slachtoffer] met een pistool, althans vuurwapen heeft geslagen en
- een pistool, althans een vuurwapen heeft doorgeladen en hiermee meerdere schoten heeft gelost in/op en/of in de richting van het hoofd en/of de hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
ten gevolge van welk bovenomschreven feit die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:291 lid 2 jo lid 3 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 24 april 2016 in Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en een hoeveelheid drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader:
- een pistool, althans een vuurwapen heeft getoond en in die richting van en op het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en
- die [slachtoffer] met een pistool, althans vuurwapen heeft geslagen en
- een pistool, althans een vuurwapen heeft doorgeladen en hiermee meerdere schoten heeft gelost in/op en/of in de richting van het hoofd en/of de hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
ten gevolge van welk bovenomschreven feit die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:291 lid 2 jo lid 3 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Vrijspraak

Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is het gerecht van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voldoende mate van zekerheid geconcludeerd kan worden dat verdachte de persoon is geweest die zich op 24 april 2016, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte], heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft van meet af aan verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de overval en de doodslag op [slachtoffer]. Het belastende bewijs tegen verdachte bestaat uit de, 5 weken na het incident afgelegde, verklaring van de getuige [getuige 1] bij de politie. [getuige 1] heeft een omschrijving gegeven van verdachte en heeft hem na het afleggen van zijn verklaring herkend bij de politiewacht en daarna nogmaals bij een eenzijdige fotoconfrontatie.
Al dit bewijs is afkomstig uit een en dezelfde bron. Het vereiste bewijsminimum geeft uitdrukking aan het beginsel van de dubbele bevestiging, waarmee bedoeld is dat er steeds twee onafhankelijke bronnen moeten zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Ook dient terughoudend te worden omgegaan met de herkenning van verdachte door [getuige 1] bij de enkelvoudige fotoherkenning, vanwege de zwakke zelfstandige bewijswaarde hiervan.
Het gerecht ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de verklaring van en de herkenning door [getuige 1] in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Er is geen ander wettig bewijsmiddel voorhanden dat de verklaring van [getuige 1] ondersteunt. Daar komt bij dat de verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende dat verdachte één van de daders is geweest, in strijd is met de CID –informatie, die juist wijst in de richting van Sanchez Ruiz. Uit het dossier blijkt dat Sanchez Ruiz op 24 april 2016 ook geblondeerd haar had en tatoeages heeft. Het verbaast het gerecht dat het rechercheteam nagelaten heeft om nader onderzoek te verrichten naar Sanchez Ruiz, als mogelijke dader.
Alles overwegende is het gerecht van oordeel dat niet is voldaan aan het wettige bewijsminimum. Evenmin kan een alternatief scenario als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Aldus is niet buiten redelijk twijfel komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd. Deze twijfel moet in het voordeel van de verdachte gelden, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.Beslissing

Het gerecht:
5.1
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
5.2
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 5 januari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.