ECLI:NL:OGEAA:2018:173

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
A.R. no. 2388 van 2017 / AUA201702864
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • rechter in dit gerecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met rente en incassokosten

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een schuld van Afl. 15.773,87, die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening die op 16 oktober 2015 is gesloten. De gedaagde heeft zich niet gehouden aan de betalingsverplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeiden, wat heeft geleid tot de huidige rechtszaak.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 7 februari 2018 en verschillende producties en aantekeningen van de griffier. Island Finance vorderde niet alleen de hoofdsom, maar ook de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat zij wel degelijk betalingen had gedaan, maar dat er beslag op haar loon was gelegd, waardoor zij in financiële problemen verkeerde.

De rechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom en de gevorderde rente niet had betwist en dat de vordering van Island Finance gegrond was op de wet. De rechter wees de vordering toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten tot Afl. 1.500,-. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Island Finance werden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 865,70 aan explootkosten en Afl. 2.250,- aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitgesproken op 4 april 2018.

Uitspraak

Vonnis van 4 april 2018.
Behorend bij A.R. no. 2388 van 2017 / AUA201702864.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te [adres] in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2018;
- de producties aan de zijde van Island Finance, ingediend op 16 februari 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen ter terechtzitting van 21 februari 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen Island Finance bij haar gemachtigde mr. E.H.J. Martis, occuperende voor mr. M.E.D. Brown, en [gedaagde] in persoon.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 16 oktober 2015 een overeenkomst van geldlening gesloten waarbij [gedaagde] van Island Finance een som geld heeft geleend onder de verplichting die som met rente terug te betalen.
2.2 [
gedaagde] heeft zich niet gehouden aan de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 15.773,87, te vermeerderen met de overeengekomen rente per maand tot een maximum van Afl. 12.784,10 en vervolgens vermeerderd met de wettelijke rente na het bereiken van dit bedrag, veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten waaronder de beslagkosten.
3.2
Island Finance grondt de vordering erop dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen en zij in verband daarmee incassokosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] voert aan dat zij Afl. 125,- per maand afloste op de schuld van Island Finance en dat zij nooit heeft geweigerd te betalen. Toch is er beslag op haar loon gelegd. Nu wordt er Afl. 931,- per maand van haar loon ingehouden. Zij kan hierdoor niet aan haar hypotheekaflossing voldoen.
4.2
Nu [gedaagde] de hoofdsom en de gevorderde rente niet heeft betwist, en de vordering van Island Finance op de wet is gegrond, zal de vordering worden toegewezen. Een aflossing van Afl. 125, per maand is te weinig. Het beslag is niet onterecht gelegd.
4.3
De door Island Finance gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot Afl. 1.500,- conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief), nu niet is gebleken dat toewijzing voor meer dan dit bedrag redelijk is.
4.4 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 15.773,87, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,4% per maand vanaf 31 augustus 2016 tot een maximum van Afl. 12.784,10 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.500,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 865,70 aan explootkosten en Afl. 2.250,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door , rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.