ECLI:NL:OGEAA:2018:189

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
K.G. AUA201800491
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzoek in kort geding tegen bestuursdwang door civiele rechter

In deze zaak heeft eiseres, gevestigd in Aruba, zich tot de civiele rechter gewend met een verzoek om het land Aruba te verbieden over te gaan tot uitvoering van aangekondigde bestuursdwang. Dit verzoek volgde op een beschikking van 6 februari 2018, waarin het land eiseres sommeerde om bepaalde bouwwerken bij haar restaurant, de Coco Loco Bar, af te breken. Eiseres heeft op 23 februari 2018 een verzoek ingediend bij de civiele rechter, waarin zij vroeg om een verbod op de uitvoering van de bestuursdwang totdat er in de bodemprocedure onherroepelijk zou zijn beslist. Tevens heeft zij een ordemaatregel verzocht, die werd verleend, zodat het land niet mocht overgaan tot bestuursdwang totdat er in het kort geding was beslist.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2018, waarbij zowel eiseres als het land vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft op 9 april 2018 uitspraak gedaan. In de beoordeling oordeelt de rechter dat eiseres zich ten onrechte tot de civiele rechter heeft gewend, aangezien er een rechtsgang openstaat bij de bestuursrechter, waar eiseres een voorlopige voorziening had kunnen vorderen. Hierdoor is eiseres niet ontvankelijk in haar verzoek. De rechter heeft eiseres in de kosten van de procedure veroordeeld, welke aan de zijde van het land op nihil zijn gesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
K.G. AUA201800491
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd in Aruba,
eiseres, hierna te noemen [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. lic. B.M. de Sousa,
gericht tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA
gedaagde, hierna te noemen het land,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.De feiten en het procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 6 februari 2018 heeft het land [eiseres] gesommeerd om binnen veertien dagen de (overdekte) buitenbar, met de grond verheven douches en een uitbouw van de keuken (spoelkeuken) bij haar Coco Loco Bar & restaurant te Eagle Beach af te breken of te verwijderen dan wel te doen verwijderen.
1.2
Bij verzoek van 23 februari 2018 heeft [eiseres] zich tot de civiele rechter gewend met het verzoek om het land te verbieden over te gaan tot uitvoering van de aangekondigde bestuursdwang, tot dat in de bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist. Tevens heeft [eiseres] een ordemaatregel verzocht en verkregen, inhoudende dat het land niet mocht overgaan tot uitoefening van de aangekondigde bestuursdwang tot dat in dit kort geding zou zijn beslist.
1.3
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2018. Aanwezig waren [eiseres] met haar raadslieden en het land, vertegenwoordigd door zijn procesgemachtigde. De gemachtigden hebben gepleit conform hun pleitnotities en in re- en dupliek het woord gevoerd.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.
2.De beoordeling
2.1
In dit kort geding komt [eiseres] op tegens een bestuursrechtelijke beslissing.
Tegen deze beslissing staat een rechtsgang open, die met voldoende waarborgen is omkleed. [eiseres] had immers een voorlopige voorziening kunnen vorderen bij de bestuursrechter. Nu [eiseres] zich tot de civiele in plaats van de bestuursrechter heeft gewend, is zij niet ontvankelijk in haar verzoek.
2.2
Nu [eiseres] in het ongelijk is gesteld, wordt zij in de kosten van de procedure veroordeeld, welke aan de zijde van het land op nihil worden gesteld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
3.1
verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar verzoek;
3.3
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure en stelt deze aan de zijde van het land op nihil.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.