ECLI:NL:OGEAA:2018:19

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
K.G. no. 2660 van 2017 / AUA201703396
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over kinderalimentatie en partneralimentatie

In deze zaak, die op 10 januari 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad van 1999 tot half 2017. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.L. Emerencia, vordert onder andere dat de man haar en de kinderen toestaat in de woning te verblijven, en dat hij de vaste woonlasten, schoolgeld en alimentatie voor de kinderen en haar zal blijven betalen. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

De rechter heeft vastgesteld dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, en heeft deze afgewezen. De man heeft onbetwist aangevoerd dat hij de kosten al voldoet, waardoor de vrouw geen belang heeft bij deze vorderingen. De rechter heeft ook de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie beoordeeld en geconcludeerd dat zij in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, waardoor ook deze vordering is afgewezen.

Wat betreft de kinderalimentatie voor de minderjarige, heeft de rechter vastgesteld dat de man de hoogte van de behoefte van de minderjarige niet heeft betwist en dat hij draagkrachtig is om de kosten te dekken. De rechter heeft de bijdrage voor de minderjarige vastgesteld op Afl. 1.000,- per maand, met ingang van 1 januari 2018. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 10 januari 2018
Behorend bij K.G. no. 2660 van 2017 / AUA201703396
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[de vrouw],
wonende in Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
[de man],
wonende in Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 november 2017;
- de producties zijdens de vrouw, ingediend op 22 december 2017;
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling op 27 december 2017, waar partijen het woord hebben gevoerd en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, dan wel hebben kunnen reageren. Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad van 1999 tot half 2017. De thans meerderjarige [meerderjarige] (hierna: de meerderjarige) is op [geboortedatum] 1999 in Aruba geboren. Hij is erkend door de man. De thans nog minderjarige [minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2006 in Aruba geboren uit de relatie tussen de vrouw en de man. Hij is ook erkend door de man.
2.2
De man heeft zijn woning ongeveer 7 maanden geleden verlaten. De vrouw woont met de kinderen in die woning.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vrouw heeft – zoals ter zitting gewijzigd – gevorderd dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, zal bevelen dat:
a. de man dient te gedogen dat de vrouw en de kinderen voorlopig in de woning gelegen te [adres] verblijven zonder de verplichting de man, anders dan na afspraak, daar toe te laten;
b. de man de vaste woonlasten van voornoemde woning en de afbetaling op de auto van de vrouw zal blijven voldoen;
c. de man het schoolgeld van de kinderen en de kosten ten aanzien van de beugelbehandeling van de minderjarige zal blijven voldoen;
d. de man een bedrag van Afl. 1.500,- per maand aan partneralimentatie zal voldoen;
e. de man een bedrag van Afl. 1.550,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal voldoen;
kosten rechtens.
3.2
De man heeft verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

Uitsluitend gebruik woning

4.1
Het spoedeisend belang van de vrouw bij deze vordering is niet gebleken. De vordering zal reeds daarom worden afgewezen.

4.2
De man heeft onbetwist aangevoerd dat hij deze kosten reeds voldoet en zal blijven voldoen. De vrouw heeft derhalve geen belang bij deze vorderingen, zodat deze ook zullen worden afgewezen.

4.3
Het verzoek is gegrond op artikel 1:408b van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Niet is betwist dat de vrouw niet werkt en huurinkomsten ad Afl. 1.000,= per maand ontvangt.

4.4
De man heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist (met stukken onderbouwd) aangevoerd dat hij maandelijks inkopen doet voor de vrouw en de kinderen en dat de kosten aan “voedsel” gemiddeld Afl. 1.200,- per maand bedragen. De post “voedsel” ten aanzien van de vrouw wordt gelet op het vorenstaande bepaald op Afl. 400,- per maand. De man heeft onbetwist aangevoerd dat hij degene is die voedsel voor de honden koopt en dat hij dat zal blijven doen, zodat het gerecht geen rekening zal houden met deze post. De post “benzine” wordt bepaald op Afl. 300,- per maand. Het gerecht houdt verder rekening met de onbetwiste post “Kleding/schoeisel en persoonlijke zorg” ad Afl. 250,- per maand. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de vrouw worden vastgesteld op Afl. 950,- per maand.
Het gerecht is, gelet op de vastgestelde behoefte van de vrouw en de huurinkomsten van de vrouw ad Afl. 1.000,= per maand, van oordeel dat de vrouw thans in redelijkheid in staat moet worden geacht om in haar levensonderhoud te voorzien. Het verzoek om partneralimentatie zal derhalve worden afgewezen.

4.5
Nu de vrouw geen volmacht heeft overgelegd om namens de meerderjarige in dit geding te procederen, zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering ten aanzien van kinderalimentatie voor de meerderjarige.

4.6
De man heeft de - ter zitting - zijdens de vrouw gestelde hoogte van de behoefte van de minderjarige ad Afl. 1.000,- per maand niet gemotiveerd betwist. Uit het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat de man niet draagkrachtig zou zijn om de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. Deze vordering zal, gelet op de draagkracht van de vrouw, dan ook worden toewezen. De ingangsdatum wordt bepaald op 1 januari 2018.
4.7
Gelet op de aard van het geding zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van kinderalimentatie voor de meerderjarige [meerderjarige];
bepaalt de bijdrage van [de man] in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba, op Afl. 1.000,- per maand, met ingang van 1 januari 2018;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.D. Angela, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.