ECLI:NL:OGEAA:2018:192

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
LAR nr. AUA201701352
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving in bevolkingsregister op basis van vervallen verblijfstitel

In deze zaak heeft appellante, verblijvende in Aruba, beroep ingesteld tegen de weigering van het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister om haar in het bevolkingsregister in te schrijven. Appellante had op 18 december 2015 verzocht om inschrijving, maar kreeg op 22 december 2015 te horen dat haar verklaring 'toelating van rechtswege' niet meer geldig was. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 23 mei 2017, heeft appellante op 4 juli 2017 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 februari 2018 heeft het gerecht de zaak behandeld.

Het gerecht heeft overwogen dat de inschrijving in het bevolkingsregister afhankelijk is van het beschikken over een geldige verblijfsstatus. Verweerder heeft aangevoerd dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving, omdat haar verblijfstitel was vervallen door een onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar in het buitenland. Appellante betwistte dit en voerde aan dat zij regelmatig naar Aruba was teruggekeerd en dat haar vertrek uit noodzaak was.

Het gerecht concludeert dat verweerder op goede gronden heeft besloten om appellante niet in te schrijven, omdat er bezwaar bestaat van het bevoegde bestuursorgaan tegen haar vestiging in Aruba. De uitspraak van het gerecht is dat het beroep ongegrond is verklaard, en appellante kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
LAR nr. AUA201701352
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
verblijvende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. E.A.D.M.E.J. Wever,
gericht tegen:
HET HOOFD DIENST BURGERLIJKE STAND EN BEVOLKINGSREGISTER,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 18 december 2015 heeft appellante aan verweerder verzocht om haar in het bevolkingsregister in te schrijven.
Bij brief van 22 december 2015 heeft verweerder aan appellante bericht dat haar verklaring “toelating van rechtswege” niet meer geldig is. Verweerder heeft appellante niet ingeschreven in het bevolkingsregister.
Tegen de beslissing tot weigering haar in het bevolkingsregister in te schrijven, heeft verzoekster op 29 januari 2016 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 23 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar van appellante (conform het advies van de bezwaaradviescommissie) ongegrond verklaard.
Op 4 juli 2017 heeft appellante daartegen beroep ingesteld, door indiening van een pro forma beroepschrift bij dit gerecht. Appellante heeft op 25 augustus 2017 de gronden van haar beroepschrift aangevuld.
Op 9 oktober 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2018, waar appellante in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen vastgesteld.
2.2
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister (Lbv) - voor zover hier van belang – geschiedt de inschrijving van hen die hun werkelijke woonplaats in Aruba vestigen, op vertoon van hun paspoort, reis- en verblijfpas of ander deugdelijk bewijsstuk.
2.3
Ingevolge artikel 2 van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) wordt toelating tot verblijf van rechtswege toegekend of bij vergunning verleend.
2.4
Ingevolge artikel 3, sub f, van de Ltuv hebben van rechtswege toelating tot verblijf in Aruba: Nederlanders die gedurende langer dan vijf jaar onafgebroken in Aruba zijn toegelaten geweest van rechtswege of krachtens vergunning.
2.5
Ingevolge artikel 5, sub b, van de Ltuv eindigt de toelating van rechtswege ten aanzien van degene die op grond van het bepaalde in artikel 3, onderdeel f, van rechtswege is toegelaten, door een onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar in het buitenland, tenzij de betrokkene in het buitenland verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling.
2.6
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van het Toelatingsbesluit 2009 worden op een daartoe strekkend verzoek door een bij regeling van de minister aan te wijzen dienst aan ingezetenen de navolgende verklaringen afgegeven:
a. (…)
b. (…)
c. aan degene die behoort tot een categorie personen als bedoeld in artikel 1 of artikel 3 van de Landsverordening, een verklaring waaruit het bezit van de in het desbetreffende artikel bedoelde status blijkt.
2.7
Verweerder heeft aangevoerd dat appellante niet is ingeschreven, nu gebleken is dat aan een van de voorwaarden voor inbehandelingneming, te weten het beschikken over een geldige verblijfstitel of verblijfsstatus, niet is voldaan. De door appellante overgelegde verklaring “toelating van rechtswege” van 29 september 2005 is, gelet op de verkregen informatie van DIMAS, geëindigd door het onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar van appellante in het buitenland, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat in het Navas systeem de status van appellante nog steeds als zijnde “van rechtswege vervallen” staat opgenomen.
2.8
Appellante betoogt - kort samengevat - dat er geen sprake is van onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar in het buitenland, nu zij een woning en een bankrekening heeft aangehouden en regelmatig naar Aruba is gekomen. Ook betoogt appellante dat haar tijdelijk vertrek uit Aruba uit pure noodzaak was. Appellante heeft een traumatische gebeurtenis meegemaakt waardoor zij zich genoodzaakt heeft gezien om steun van haar familie in Nederland op te zoeken en om zich in Nederland door een psycholoog te laten behandelen. Als laatste betoogt appellante dat de minister van vreemdelingenzaken laatstelijk op 5 oktober 2016 schriftelijk akkoord is gegaan met haar verzoek om haar verklaring “toelating van rechtswege” te behouden en te vernieuwen.
2.9
In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om appellante niet in het bevolkingsregister in te schrijven. Bij de beoordeling gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.9.1
Appellante is in het bezit van een verklaring “toelating van rechtswege” d.d. 29 september 2005. In deze verklaring staat opgenomen dat de toelating van rechtswege eindigt door een onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar in het buitenland, tenzij de betrokkene in het buitenland verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling.
2.9.2
Appellante is na overlegging van voornoemde verklaring op 29 mei 2006 ingeschreven in het bevolkingsregister.
2.9.3
Op 23 oktober 2009 heeft appellante zich laten uitschrijven uit het bevolkingsregister wegens vertrek naar Nederland.
2.9.4
Appellante heeft zich in Nederland laten inschrijven en stond tot 16 april 2015 ingeschreven in Nederland.
2.9.5
Op 18 december 2015 heeft de gemachtigde van appellante aan verweerder verzocht om haar wederom in te schrijven in het bevolkingsregister.
2.9.6
Verweerder heeft bij brief van 22 december 2015 appellante bericht dat haar verklaring “toelating van rechtswege” niet meer geldig is. Verweerder heeft appellante niet ingeschreven in het bevolkingsregister.
2.9.7
In het Navas systeem van Dimas ten aanzien van de verblijfsstatus van appellante staat op 29 februari 2018 vermeld dat de verklaring toelating van rechtswege van appellante is vervallen.
2.1
Het gerecht stelt voorop dat uit de bepaling in artikel 22, eerste lid, van het Landsbesluit bevolkingsregister dat tot inschrijving wordt overgegaan van degenen die zich in Aruba willen vestigen,
op vertoon van hun (…) verblijfpas of ander deugdelijk bewijsstuk, voortvloeit dat verweerder pas tot inschrijving van een persoon in het bevolkingsregister mag overgaan, indien deze aan kan tonen dat er zijdens het tot de toelating bevoegde bestuursorgaan geen bezwaar bestaat tegen vestiging van de betrokkene hier te lande. De betrokkene zal dat kunnen doen door de haar op grond van de Ltuv verleende verblijfstitel te tonen of in voorkomende gevallen aan te tonen dat zij van rechtswege is toegelaten of dat de Ltuv op haar niet van toepassing is.
Uit de bewoordingen van artikel 22, eerste lid, voornoemd volgt naar het oordeel van het gerecht dat verweerder zich daarbij dient te richten naar de besluitvorming van het met de toepassing van de Ltuv belaste bestuursorgaan. Het is niet aan verweerder om de juistheid van die besluitvorming te toetsen. Met de verlening van verblijfstitels op grond van de Ltuv is de minister belast. Dit impliceert dat aan de minister mede de bevoegdheid toekomt tot toepassing van artikel 5 van de Ltuv. Bij de beoordeling van aanvragen om een vergunning tot verblijf zal de minister immers tevens dienen te beoordelen of de aanvrager al dan niet toelatingsplichtig is en derhalve of hij behoort tot de categorie personen, bedoeld in artikel 3 van de Ltuv.
2.11
Hoewel het antwoord op de vraag of een persoon van rechtswege toelating heeft tot Aruba rechtstreeks uit de wet voortvloeit en niet afhankelijk is van een verklaring of vermelding in het Navas systeem, volgt uit het vorenoverwogene dat aan de uit de vermelding in het Navas systeem blijkende bestuurlijk rechtsoordeel van de minister een bijzondere betekenis toekomt, in die zin dat verweerder bij de toepasing van artikel 22, eerstel lid, van het Lbv dat rechtsoordeel tot uitgangspunt dient te nemen. Het staat verweerder, aan wie met betrekking tot de toepassing van de Ltuv geen bevoegdheden zijn toegekend, niet vrij om zijn opvatting over de vraag of degene die om inschrijving in het bevolkingsregister verzoekt toelatingsplichtig is, in de plaats te stellen van het uitdrukkelijke standpunt van de minister. Dit zou wellicht anders kunnen zijn, indien de vermelding in het Navassysteem blijk geeft van een evidente vergissing. Daarvan is naar het oordeel van het gerecht hier geen sprake. Verweerder heeft ter zitting een uitdraai uit het Navas-systeem overgelegd waaruit blijkt dat de status van appellante nog steeds staat aangegeven als “van rechtswege vervallen”.
2.12
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat, gelet op de vermelding in het Navassysteem, het er voor de toepassing van artikel 22, eerste lid, van het Landsbesluit bevolkingsregister voor moet worden gehouden dat er van de zijde van het ter zake bevoegde bestuursorgaan bezwaar bestaat tegen vestiging van appellante hier te lande, zodat verweerder geen andere keuze had dan te weigeren om verzoekster in het bevolkingsregister in te schrijven.
2.13
Appellante heeft ter zitting een brief van haar gericht aan de minister met daarop een met de hand geschreven aantekening van de minister ““akkoord cfm, gaarne uw medewerking 5-oct-2016” overgelegd. In die brief verzoekt appellante aan de minister om haar van rechtswege toelating tot Aruba te laten behouden en te vernieuwen. Naar het oordeel van het gerecht kan, mede gelet op de vermelding in het Navassysteem, uit voornoemde aantekening niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er van de zijde van het ter zake bevoegd bestuursorgaan geen bezwaar bestaat tegen vestiging van appellante in Aruba. Voornoemde brief is overigens pas ter zitting voor het eerst aan verweerder getoond. Verweerder mag pas overgaan tot inschrijving in het bevolkingsregister als appellante aantoont dat zijdens de minister geen bezwaar bestaat tegen vestiging van appellante in Aruba. Appellante zal dat kunnen doen door een nieuwe verklaring toelating van rechtswege aan te vragen en deze aan verweerder te tonen. Het beroep is ongegrond.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).