ECLI:NL:OGEAA:2018:195

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
L.A.R. nr. AUA201800490
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende handhaving van bouwvoorschriften

In deze zaak heeft verzoekster, gevestigd in Aruba, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, waarbij verzoekster werd gesommeerd om bepaalde verbouwingen aan haar kiosk aan Eagle Beach te verwijderen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en heeft een verzoekschrift ingediend tot schorsing van de beschikking, met het verzoek om een verbod aan de minister om over te gaan tot verwijdering van de verbouwingen. De zitting vond plaats op 7 maart 2018, waarbij zowel verzoekster als de minister vertegenwoordigd waren. Tijdens de zitting is de situatie ter plaatse bekeken op 8 maart 2018.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 54 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (LAR) een verzoek tot schorsing kan worden gedaan indien de uitvoering van de beschikking onevenredig nadeel zou opleveren voor de verzoekster. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster verbouwingen heeft verricht zonder de vereiste bouwvergunning en dat de minister terecht handhavend optreedt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen concreet zicht op legalisering van de verbouwingen bestaat en dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergunningen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekster geen gerede kans van slagen heeft.

De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 9 april 2018, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
L.A.R. nr. AUA201800490
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster],
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. lic. B.M. de Sousa,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 6 februari 2018 heeft verweerder verzoekster gesommeerd om binnen veertien dagen de (overdekte) buitenbar, met de grond verheven douches en een uitbouw van de keuken (spoelkeuken) bij de kiosk te Eagle Beach af te breken of te verwijderen danwel te doen verwijderen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift op 21 februari 2018.
Op 22 februari 2018 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift ingediend, strekkende tot schorsing van de beschikking van 6 februari 2018 onder het opleggen van een verbod aan verweerder om over te gaan tot verwijdering c.q. afbraak van de verbouwingen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 7 maart 2018, alwaar zijn verschenen, verzoekster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en de verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd en mevrouw Semerel van de DWJZ.
Op 8 maart 2018 is de situatie ter plaatse opgenomen, alwaar aanwezig waren verzoekster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en verweerder vertegenwoordigd door de gemachtigde voornoemd. Tevens waren aanwezig mevrouw Semerel (DWJZ), de heer Leest (DOW), de heer Ponson (DOW), de heer Maduro (DOW) en mevrouw Balentina (DIP).
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
Aan de bestreden beschikking is ten grondslag gelegd dat verzoekster verbouwingen heeft verricht aan en om de door haar gehuurde kiosk en dat zij buiten het funderingsplatform zonder recht of titel de gebouwen heeft geplaatst c.q. heeft gebouwd.
2.4
Verzoekster betoogt - kort samengevat - dat zij zonder de verbouwing van de keuken niet in aanmerking kon komen voor een Restaurantvergunning A en dat zij diverse pogingen heeft gedaan om de aangepaste bouwtekening in te dienen. Voorts betoogt verzoekster dat de buitenbar en de douches geen “gebouwen” zijn in de zin van de Bouw- en woningverordening (Bwv) nu het getimmerde minder groot is dan 20m3 en er dus voor de bouw hiervan geen bouwvergunning vereist is.
2.5
De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Voor beantwoording van de vraag of verzoekster heeft gebouwd in de zin van de Bwv is van belang of de bijbouw moet worden aangemerkt als een gebouw in de zin van de Bwv. Ingevolge artikel 7, lid b, van de Bwv is het - voor zover hier van belang - verboden een gebouw op te richten zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van de landsverordening van toepassing is. Op grond van de Bwv artikel 1, tweede lid, wordt onder het oprichten van een gebouw mede begrepen het geheel vernieuwen en het uitbreiden van een gebouw. Daarvan is in casu sprake. Gegeven de samenhang van de kiosk met de naastgelegen douchevoorziening is het gerecht van oordeel dat dit ook geldt voor die voorziening.
2.6
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.7
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de DOW/DIP geen toestemming zal verlenen om de kiosk aan te passen. Een concreet zicht op legalisering is dan ook niet aanwezig. Verweerder heeft het algemeen belang bij handhavend optreden doorslaggevend kunnen achten.
2.8
Ook de stelling van verzoekster dat zij zonder de verbouwing van de keuken niet in aanmerking kon komen voor een Restaurantvergunning A mag verzoekster niet baten nu verzoekster wel in aanmerking kan komen voor een Restaurantvergunning B. Het vorenstaande leidt het gerecht tot de conclusie dat het bezwaar geen gerede kans van slagen heeft. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.