ECLI:NL:OGEAA:2018:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
AUA201800571
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 april 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoeker, verblijvende in Aruba, gericht tegen de Minister van Justitie en Immigratie. De verzoeker had op 15 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij een bepaalde werkgever werkzaam te zijn, welke aanvraag op 2 februari 2018 was afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker op 21 februari 2018 bezwaar gemaakt. Op 2 maart 2018 heeft hij een verzoek ingediend bij het gerecht om een voorlopige voorziening te treffen, zoals bedoeld in artikel 54 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (LAR).

De behandeling van het verzoek vond plaats op 22 maart 2018, waarbij alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De verzoeker was, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen. Het gerecht heeft overwogen dat, ingevolge artikel 54 van de LAR, een verzoek om schorsing van de bestreden beschikking kan worden gedaan indien de uitvoering daarvan voor de indiener een onevenredig nadeel met zich zou brengen. Echter, het gerecht heeft vastgesteld dat er geen (voldoende) spoedeisend belang is aangetoond door de verzoeker voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Hierdoor heeft het gerecht het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen door rechter E.M.D. Angela en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
AUA201800571
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
verblijvende in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE EN IMMIGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 februari 2018 is het verzoek van verzoeker van 15 augustus 2017 om een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij [X] werkzaam te zijn, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 21 februari 2018 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Tevens heeft hij zich op 2 maart 2018 tot het gerecht gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 maart 2018, alwaar alleen verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde is verschenen. Verzoeker is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Gesteld noch gebleken is dat verzoeker een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Onder deze omstandigheden acht het gerecht het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging vatbaar.
2.3
Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.