ECLI:NL:OGEAA:2018:196
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 april 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoeker, verblijvende in Aruba, gericht tegen de Minister van Justitie en Immigratie. De verzoeker had op 15 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij een bepaalde werkgever werkzaam te zijn, welke aanvraag op 2 februari 2018 was afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker op 21 februari 2018 bezwaar gemaakt. Op 2 maart 2018 heeft hij een verzoek ingediend bij het gerecht om een voorlopige voorziening te treffen, zoals bedoeld in artikel 54 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (LAR).
De behandeling van het verzoek vond plaats op 22 maart 2018, waarbij alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De verzoeker was, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen. Het gerecht heeft overwogen dat, ingevolge artikel 54 van de LAR, een verzoek om schorsing van de bestreden beschikking kan worden gedaan indien de uitvoering daarvan voor de indiener een onevenredig nadeel met zich zou brengen. Echter, het gerecht heeft vastgesteld dat er geen (voldoende) spoedeisend belang is aangetoond door de verzoeker voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Hierdoor heeft het gerecht het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen door rechter E.M.D. Angela en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.