ECLI:NL:OGEAA:2018:208

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
A.R. no. 1631 van 2017 (AUA201701839)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering en verjaring in Aruba

In deze civiele procedure, aangespannen door ISLAND FINANCE ARUBA N.V. tegen een gedaagde wonende te Aruba, betreft het een geldvordering die voortvloeit uit twee overeenkomsten van geldlening. De eiseres vordert betaling van een hoofdsom van Afl. 6.512,09, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere met het beroep op verjaring. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering tijdig is gestuit door een sommatiebrief van 9 maart 2018, waardoor het beroep op verjaring wordt verworpen. De rechter heeft ook de hoogte van de hoofdsom beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen. De rechter heeft de hoofdsom vastgesteld op Afl. 1.951,16, met toewijzing van de contractuele rente van 18% per jaar vanaf 29 mei 2013. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot Afl. 375,- en zijn de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot op Afl. 600,-. Het vonnis is uitgesproken op 11 april 2018 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 11 april 2018.
Behorend bij A.R. no. 1631 van 2017 (AUA201701839).
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 3 augustus 2017;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 26 september 2017;
- de conclusie van repliek met producties, ingediend op 13 december 2017;
- aan gedaagde is op 28 februari 2018 akte van niet dienen van conclusie van dupliek verleend.
1.2
Vervolgens is de datum voor het vonnis nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 31 oktober 2008 een overeenkomst van geldlening (hierna: eerste overeenkomst) gesloten. Hierbij heeft gedaagde een bedrag van Afl. 5.295,26 geleend van eiseres. Gedaagde diende een totaalbedrag inclusief rente van
Afl. 8.684,16 door middel van maandelijkse aflossingen terug te betalen aan eiseres. De laatste aflossing diende plaats te vinden op 14 november 2012.
2.2
Op 13 november 2009 hebben partijen wederom een overeenkomst van geldlening (hierna: tweede overeenkomst) gesloten. Hierbij heeft gedaagde een bedrag van Afl. 7.869,81 geleend van eiseres. Gedaagde diende een totaalbedrag inclusief rente van Afl. 12.430,74 door middel van tweeënveertig maandelijkse aflossingen terug te betalen aan eiseres. De laatste aflossing diende plaats te vinden op 29 mei 2013.
2.3
Onder punt 7 van de tweede overeenkomst is het volgende opgenomen:

7. Hoofdsom, rente, boeterente en al wat Island Finance N.V. verder ter zake te vorderen heeft zal terstond opeisbaar zijn, zonder waarschuwing of ingebrekestelling, bij faillissement, overlijden of onder curatelestelling, van de schuldenaar, bij zijn/haar aanvraag om surseance van betaling, bij niet op tijd betalen der verplichte aflossing en bij niet-nakoming van één of meer zijner/harer verplichtingen uit deze overeenkomst.
2.4
Onder de punten 4 tot en met 10 van de
loanvoucheraangehecht aan de tweede overeenkomst staat onder meer het volgende opgenomen:

4. Total Cash 7.869,81
5. Net Payoff Balance Due on Current Account 4.442,72
6. Credit Life Insurance Premium 369,81
7. Credit Accident and Health Insurance Premium 0.00
8. Filing or Recording Fees 4.812,53
9. Total Paid out to Cashier – Lines 5, 6, 7 and 8 (Substract from Line 4) 4.812,53
10. Amount Disbursed to Customer 3.057,28
2.5
Bij brief van 9 maart 2017 wordt gedaagde gesommeerd om binnen zeven dagen na dagtekening een bedrag van Afl. 6.512,09, exclusief wettelijke rente, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - een rechterlijk bevel uit te vaardigen tegen gedaagde tot betaling van een hoofdsom van Afl. 6.512,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2013 tot de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 976,81, een en ander met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.
3.3
Gedaagde voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

Verjaring

4.1
Als eerste wordt het beroep op verjaring beoordeeld. Hiertoe strekt het volgende. Artikel 3:307 lid 1 bepaalt dat een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Tussen partijen is in de tweede overeenkomst bepaald dat de laatste aflossing diende plaats te vinden op 29 mei 2013. Deze termijn dient aangemerkt te worden als een fatale termijn. Bovendien is bedongen dat bij niet correcte betaling, zonder nadere schriftelijke ingebrekestelling sprake is van verzuim. Dit heeft tot gevolg dat de vordering na 29 mei 2013 aanstonds opeisbaar was. Eiseres heeft de verjaring tijdig gestuit door middel van de aangetekende sommatiebrief van 9 maart 2018. Om deze reden wordt het beroep op verjaring verworpen.
Hoofdsom
4.2
Gedaagde betwist de gevorderde hoofdsom. Zij stelt dat zij, nu zij slechts een bedrag van Afl. 3.057,28 in handen heeft gekregen en reeds een totaalbedrag van Afl. 3.326,65 heeft voldaan aan eiseres, meer heeft betaald dan zij verschuldigd was. Dit verweer wordt verworpen, nu eiseres onweersproken heeft gesteld dat van het geleende bedrag van Afl. 7.869,81, een bedrag ad Afl. 4.442,72 diende ter aflossing van de eerste overeenkomst en een bedrag ad Afl. 369,81 als betaling voor een verzekering. Het is derhalve juist dat dat gedaagde (Afl. 7.869,81 - (Afl. 4.442,72 + Afl. 369,81)=) Afl. 3.057,28 in handen heeft gekregen .
4.3
Eiseres betwist niet dat gedaagde deelbetalingen heeft verricht ter aflossing van het geleende bedrag. Daartoe heeft eiseres ten aanzien van de tweede overeenkomst een aflossingsschema overgelegd waaruit blijkt dat gedaagde een totaalbedrag van Afl. 5.918,65 heeft afgelost. De door gedaagde overgelegde kwitanties komen overeen met het door eiseres overgelegde afbetalingsschema.
4.4
Tevens stelt gedaagde dat zij geen baan heeft en om die reden geen inkomen geniet om de resterende schuld af te lossen. Hoe vervelend deze situatie voor gedaagde ook is, haar betalingsonmacht ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. Vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres en dat een hoofdsom van (Afl. 7.869,81 – Afl. 5.918,65=) Afl. 1.951,16 zal worden toegewezen
Rente
4.5
Het gerecht begrijpt dat het gevorderde bedrag van Afl. 6.512,09 inclusief de contractuele rente is. Eiseres vordert zowel toewijzing van de wettelijke als de contractuele rente. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:119 lid 3 BWA wordt uitsluitend de contractuele rente toegewezen, nu deze hoger is dan de wettelijke rente. Om die reden zal de gevorderde wettelijke rente worden afgewezen. De gevorderde contractuele rente wordt toegewezen vanaf 29 mei 2013, zijnde de dag waarop de vordering opeisbaar is en gematigd tot 1,5 % per maand, nu hier te lande met betrekking tot kredietverlening als in het onderhavige geval een contractuele rente van 1,5% maandelijks of 18% jaarlijks het maximaal aanvaardbare rentepercentage is. Hetgeen meer is bedongen is nietig wegens strijd met de goede zeden en/of de openbare orde. Zie in dit verband rechtsoverweging 3.13 van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 25 oktober 2016 (gepubliceerd onder nummer:ECLI:OGHACMB (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB):2016 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016):119 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016:119)), uit welke uitspraak volgt dat zelfs in niet-consumentenverhoudingen een rentepercentage van 1,5% maandelijks of 18% jaarlijks het maximaal aanvaardbare percentage is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2016 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 375,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 2, nu niet is gebleken dat toewijzing voor meer dan dit bedrag redelijk is.
Proceskosten
4.8
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 100,- griffierecht en Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 2).

4.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een hoofdsom van Afl. 1.951,16, te vermeerderen met de contractuele rente van 18% per jaar vanaf 29 mei 2013 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 375,-;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 500,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.