ECLI:NL:OGEAA:2018:209

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
B.B. 2844 van 2017 / AUA201703562
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en huurachterstand tussen eiser en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen eiser en gedaagde, die op 7 januari 2016 is gesloten. Gedaagde huurde een woning van eiser voor Afl. 750,- per maand en betaalde een borg van Afl. 750,-. Gedurende de maanden juni tot en met september 2017 heeft gedaagde echter de huur niet betaald, wat resulteerde in een huurachterstand. Op 29 september 2017 heeft gedaagde de woning verlaten en op 30 september 2017 de sleutels ingeleverd. Eiser heeft vervolgens de Huurcommissie ingeschakeld, die op 9 oktober 2017 toestemming verleende om de huurovereenkomst op te zeggen vanwege de huurachterstand.

Eiser vorderde in deze procedure betaling van Afl. 3.250,- van gedaagde, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft erkend dat zij de huur in de genoemde maanden niet heeft betaald, maar betwist dat zij ook huur voor mei 2017 verschuldigd is. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand inderdaad Afl. 3.250,- bedraagt. Gedaagde heeft zich beroepen op verrekening met de borg, maar de rechter oordeelde dat gedaagde recht heeft op verrekening van de borg met de openstaande huur, waardoor gedaagde uiteindelijk Afl. 2.500,- aan eiser verschuldigd is.

De partijen hebben ter zitting een betalingsregeling van Afl. 200,- per maand afgesproken. De rechter heeft eiser in het gelijk gesteld en gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de betalingsregeling vastgesteld, met de waarschuwing dat bij niet-betaling de regeling vervalt en het restant direct opeisbaar is.

Uitspraak

Vonnis van 11april 2018
Behorend bij B.B. 2844 van 2017 / AUA201703562
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de rolbeschikking van 28 februari 2018;
- de akte zijdens [eiser] van 28 februari 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 29 maart 2018.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 7 januari 2016 hebben [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] de woning gelegen aan de [adres] van [eiser] huurt, voor een bedrag van Afl. 750,- per maand. Volgens die overeenkomst is [gedaagde] [eiser] een bedrag van Afl. 750,- verschuldigd als borg.
2.2
Gedurende de maanden juni, juli, augustus en september 2017 heeft [gedaagde] de huur niet betaald.
2.3
Op 29 september 2017 heeft [gedaagde] de woning verlaten. Op 30 september 2017 heeft zij de sleutels bij [eiser] ingeleverd.
2.4
Bij beschikking van 9 oktober 2017 heeft de Huurcommissie [eiser], in verband met huurachterstand, toestemming verleend om de huurovereenkomst op te zeggen.
2.5
Bij exploot van 2 november 2017 is [gedaagde] op verzoek van [eiser] gesommeerd om binnen zeven dagen aan hem een bedrag van Afl. 4.095,13 te betalen en haar daarbij de verschuldigdheid van wettelijke rente bij het in verzuim raken aangezegd.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
eiser] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te bevelen tot betaling van Afl. 3.250,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] niet aan de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van huur heeft voldaan en dat zo een huurachterstand van Afl. 3.250,- is ontstaan.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, zoals hierna in de desbetreffende overwegingen van de beoordeling weergegeven.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft erkend dat zij de huur gedurende de maanden juni, juli, augustus en september 2017 niet heeft betaald. Ter comparitie heeft zij betwist dat zij een deel van de huur voor de maand mei 2017 verschuldigd is, zoals door [eiser] is gesteld. Gezien de door [eiser] overgelegde kwitantie van 24 mei 2017 voor de ontvangst van Afl. 500,- van [gedaagde] voor de huur van de maand mei 2017 en in aanmerking genomen dat [gedaagde] geen kwitantie voor de ontvangst door [eiser] van een bedrag van Afl. 250,- heeft overgelegd, heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de huur van mei 2017 niet volledig heeft betaald. Dat betekent dat vast staat dat de huurachterstand totdat de huurovereenkomst ten einde is gekomen Afl. 3.250,- bedraagt (mei 2017 Afl. 250,-, juni, juli, augustus en september 2017 Afl. 750,- per maand).
4.2 [
gedaagde] heeft zich verder beroepen op verrekening met de door haar betaalde borg.
[eiser] heeft erkend dat [gedaagde] hem een borg van Afl. 750,- heeft betaald, welke hij haar niet heeft terugbetaald. Volgens [eiser] is hij daartoe echter niet gehouden. In dit verband stelt hij dat hij, omdat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen om het huis in goede staat achter te laten, schade heeft geleden voor een bedrag van minimaal Afl. 750,-. Ter zitting heeft [eiser] evenwel te kennen gegeven dat hij [gedaagde] ter zake niet eerst in gebreke heeft gesteld, maar direct herstelwerkzaamheden aan het huis heeft (laten) uitvoeren. Gelet hierop, is [gedaagde] niet verplicht de schade die [eiser] heeft gesteld te hebben geleden te vergoeden (artikel 6:74, lid 2, BW). [gedaagde] heeft daarom recht op verrekening van de borg met de openstaande huur. Dat betekent dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van Afl. 3.250,- – Afl. 750,- = Afl. 2.500,- verschuldigd is.
4.3
Ter zitting zijn partijen een betalingsregeling van Afl. 200,- per maand overeengekomen. Deze betalingsregeling zal op na te melden wijze in het vonnis worden opgenomen.
4.4
De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.
4.5 [
gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 2.500,-, althans dat bedrag verminderd met de eventuele nadien afgeloste bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 232,88 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
staat [gedaagde] toe het totaal aan [eiser] verschuldigde te voldoen in maandelijkse termijnen van Afl. 200,- vanaf 30 april 2018, te voldoen via rekeningnummer xxxxxxxxx ten name van [eiser] en/of [eiser], onder de bepaling dat deze regeling vervalt en het restant direct volledig opeisbaar is, indien [gedaagde] met betaling van één of meer termijnen in gebreke blijft;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.