ECLI:NL:OGEAA:2018:210

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
EJ nr. 1257 van 2017/AUA201701766
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag en omgangsregeling in een voogdijzaak met vermoedens van ontuchtige handelingen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 17 april 2018 een beschikking gegeven in een voogdijzaak. De vader, verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.R.F. Scheper, verzoekt om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, dat geboren is in 2012. De moeder, verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.R. Bryson, heeft echter ernstige bezwaren tegen deze omgangsregeling, onder andere vanwege vermoedens van ontuchtige handelingen door de vader. De Voogdijraad heeft op 8 december 2017 een rapport ingediend waarin wordt geadviseerd dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige moet behouden en dat er geen omgangsregeling moet worden getroffen tussen de vader en het kind. Dit advies is gebaseerd op het gebrek aan communicatie tussen de ouders sinds april 2017 en de zorgen over de veiligheid van de minderjarige.

Tijdens de zitting op 17 april 2018 is het Gerecht tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft. De vader heeft geen bewijs kunnen leveren dat er geen gronden zijn voor ontzegging van het recht op omgang. Het Gerecht heeft de zorgen van de Voogdijraad over de mogelijke ontuchtige handelingen door de vader serieus genomen en heeft besloten dat er verder onderzoek moet plaatsvinden door de kinderarts en de Jeugd en Zeden Politie. Totdat er duidelijkheid is over de beschuldigingen, is omgang met de vader niet in het belang van de minderjarige. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 17 april 2018
Behorend bij EJ nr. 1257 van 2017/AUA201701766.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.
Belanghebbende:
[kind], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats],
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 19 september 2017 blijkt uit de beschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 8 december 2017 (hierna ook: het rapport);
  • de griffiersaantekeningen van de behandeling van de zaak op 6 maart 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen in persoon bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw G. Maldonado.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Uit het rapport blijkt – kort gezegd – dat er sinds april 2017 geen communicatie meer is geweest tussen de ouders. Moeder wilt hieraan niet mee werken vanwege vermoedens van ontuchtige handelingen door de vader. Verder blijkt uit het rapport dat de moeder inzicht heeft in de behoefte van de minderjarige en handelt in het belang van de minderjarige. De Voogdijraad adviseert in haar rapport dat de moeder belast moet blijven met het eenhoofdig gezag over de minderjarige en acht het niet in het belang van de minderjarige voor het treffen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige.
2.2
De vader kan zich niet verenigen met het advies van de Voogdijraad dat moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft en evenmin met de voorgestelde ontzegging van het recht op omgang. Volgens de vader zijn er geen gronden voor ontzegging van het recht op omgang met de minderjarige. Volgens de vader heeft hij de minderjarige niet seksueel misbruikt.
2.3
Het Gerecht is van oordeel dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de minderjarige belast blijft. Sinds april 2017 hebben ouders geen communicatie meer toen moeder vader betichtte van ontuchtige handelingen. Tot op heden bestaat daar geen duidelijkheid over. Het Gerecht volgt de Voogdijraad in haar rapport dat er onderzoek dient te worden verricht door de kinderarts en Jeugd en Zeden Politie om duidelijkheid te krijgen. Uit het rapport blijkt uit dat de minderjarige een voorpost traumatische stressstoornis heeft en onder behandeling is van een psycholoog van de Polikliniek Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Ter zitting is namens de vrouw - onweersproken - verklaard dat de Officier van Justitie de zaak nog onder zich heeft en dat nog niet bekend is of er een strafrechtelijke vervolging zal volgen. Het een en ander heeft er toe geleid dat de vader sinds die datum geen contact meer heeft gehad met de minderjarige. De ouders hebben beiden een andere opvatting over het mogelijke seksueel misbruik en over de behandelingen van de minderjarige. Nu duidelijk is dat de minderjarige behandeling nodig heeft en er geen sprake is van een toereikende communicatie tussen de moeder en de vader, acht het Gerecht het gezamenlijk gezag van de ouders bij de huidige stand van zaken niet in het belang van de minderjarige. Voorts is het Gerecht van oordeel dat bij de huidige stand van zaken zwaarwegende belangen van de minderjarige zich verzetten tegen omgang met de vader, in elk geval zolang niet duidelijk is op grond van nog te verrichten onderzoek of de minderjarige al dan niet seksueel is misbruikt door de vader.
2.4
De aard van deze procedure brengt met zich dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door de vader verzochte;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit Gerecht, ter zitting van dinsdag 17 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.