ECLI:NL:OGEAA:2018:214

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
EJ nr. 2709 van 2017/AUA201703364
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van het ouderlijk gezag en benoeming van voogden in een complexe gezinszaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die de ontheffing van de moeder en de ouders van het gezag over hun minderjarige kinderen heeft verzocht. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 december 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2018 waren de moeder, vertegenwoordigers van de Voogdijraad en de Fundacion Guia Mi aanwezig, terwijl de vader niet verscheen.

De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder alleen het gezag uitoefent over de kinderen [kind 1] en [kind 2], terwijl de ouders gezamenlijk gezag hebben over [kind 3], [kind 4] en [kind 5]. Eerdere beschikkingen van het gerecht hebben geleid tot ondertoezichtstelling van de kinderen, waarbij de ouders als ongeschikt zijn beoordeeld. De gezinsvoogd heeft tijdens de zitting verklaard dat de ouders niet meewerken aan begeleiding en nalatig zijn in hun zorgplicht.

De rechter heeft vastgesteld dat de moeder en de ouders onmachtig zijn om hun zorgplicht te vervullen, en dat er geen redelijk perspectief is voor terugplaatsing van de kinderen. Gezien de omstandigheden heeft het gerecht besloten de ontheffing van het gezag uit te spreken en de voogdij over de kinderen toe te wijzen aan de voorgestelde voogden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Beschikking van 17 april 2018
Behorend bij EJ nr. 2709 van 2017/AUA201703364.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[kind 1],
[kind 2],
[kind 3],
[kind 4],
[kind 5], de minderjarigen,
[de vader], de vader,
FUNDACION GUIA MI,de voorgestelde voogd van [kind 1] en [kind 2],
[voorgestelde voogdes 1], de voorgestelde voogdes van [kind 3] en [kind 4],
[voorgestelde voogdes 2], de voorgestelde voogdes van [kind 5].

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 7 december 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 6 maart 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon, namens de Voogdijraad mevrouw G. Maldonado en mevrouw Y. Maduro, namens de Fundacion Guia Mi mevrouw M. Tromp-van der Biezen en de voorgestelde voogdessen [voorgestelde voogdes 1] en [voorgestelde voogdes 2]. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de vader en de moeder zijn [kind 1] op [geboortedatum] 2011 en [kind 2] op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] geboren. De vader heeft de minderjarigen niet erkend. De moeder oefent het gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn [kind 3] op [geboortedatum] 2014, [kind 4] op [geboortedatum] 2015 en [kind 5] op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] geboren. De ouders oefenen het gezag gezamenlijk uit.
2.3
Bij beschikkingen van dit gerecht van 8 november 2016 en 29 november 2016 behorend bij EJ nr. 1440 van 2016 zijn de minderjarigen [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] voor de duur van één jaar onder toezicht gesteld.
2.4
Bij beschikking van dit gerecht van 9 mei 2017 behorend bij EJ nr. 494 van 2017 is de minderjarige [kind 5] voor de duur van zes maanden onder toezicht gesteld.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe de moeder respectievelijk de ouders van het gezag over de minderjarigen te ontheffen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
Ingevolge artikel 1:268, lid 1 BWA wordt ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Deze regel leidt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2, onder a tot en met d, van dit artikel.
4.2
De moeder is het niet eens met de verzochte ontheffing.
4.3
De gezinsvoogd heeft ter zitting opgemerkt dat ouders ongeschikt zijn, er is geen begeleiding geweest doordat ze niet mee werken aan de begeleidingsgesprekken en zich niet houden aan de afspraken. Voorts merkt de gezinsvoogd op dat de ouders nalatig zijn en niet handelen in het belang van de minderjarigen.
4.4
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de moeder respectievelijk de ouders onmachtig zijn hun plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarigen te vervullen.
4.5
Nu de moeder zich tegen de ontheffing verzet, dient voorts beoordeeld te worden of zich één van de situaties genoemd in artikel 1:268 lid 2 BWA voordoet. De Voogdijraad stelt dat er sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 1:268 lid 2 aanhef en onder a BW, te weten dat na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden met uithuisplaatsing, gegronde vrees bestaat dat deze maatregel - door ongeschiktheid of onmacht van de ouder om zijn plicht tot verzorging of opvoeding te vervullen - onvoldoende is om de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarige af te wenden.
4.6
Gebleken is dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing thans nog onverminderd aanwezig zijn. Voorts is gebleken dat er geen redelijk perspectief bestaat voor terugplaatsing van de minderjarigen bij de moeder of de vader.
4.7
Nu gelet op het voorgaande aan de voorwaarden tot ontheffing genoemd in artikel 1:266 jo 1:268 lid 2 aanhef en sub a BWA is voldaan, zal het gerecht de verzochte ontheffing in het belang van de minderjarigen uitspreken.
4.8
Voormelde ontheffing brengt mee dat in het gezag over de minderjarigen moet worden voorzien. De voorgestelde voogdessen zijn bereid de voogdij over de minderjarigen te aanvaarden. Nu overigens niet is gebleken van bezwaren hiertegen, zal het gerecht het verzoek van de Voogdijraad om genoemde personen tot voogd te benoemen en te belasten met de voogdij, toewijzen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontheft de moeder [verweerster] van het gezag over [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats],
ontheft de ouders [verweerster] en [de vader] van het gezag over [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats], [kind 4], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] en [kind 5], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats],
draagt aan de Fundacion Guia Mi de voogdij op over de minderjarigen [kind 1] en kind 2],
benoemt [voorgestelde voogdes 1] tot voogdes over de minderjarigen [kind 3] en [kind 4],
benoemt [voorgestelde voogdes 2] tot voogdes over de minderjarige [kind 5],
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 17 april 2018 door de rechter mr. A.H.M. van de Leur in tegenwoordigheid van de griffier.