In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die de ontheffing van de moeder en de ouders van het gezag over hun minderjarige kinderen heeft verzocht. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 december 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2018 waren de moeder, vertegenwoordigers van de Voogdijraad en de Fundacion Guia Mi aanwezig, terwijl de vader niet verscheen.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder alleen het gezag uitoefent over de kinderen [kind 1] en [kind 2], terwijl de ouders gezamenlijk gezag hebben over [kind 3], [kind 4] en [kind 5]. Eerdere beschikkingen van het gerecht hebben geleid tot ondertoezichtstelling van de kinderen, waarbij de ouders als ongeschikt zijn beoordeeld. De gezinsvoogd heeft tijdens de zitting verklaard dat de ouders niet meewerken aan begeleiding en nalatig zijn in hun zorgplicht.
De rechter heeft vastgesteld dat de moeder en de ouders onmachtig zijn om hun zorgplicht te vervullen, en dat er geen redelijk perspectief is voor terugplaatsing van de kinderen. Gezien de omstandigheden heeft het gerecht besloten de ontheffing van het gezag uit te spreken en de voogdij over de kinderen toe te wijzen aan de voorgestelde voogden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.