ECLI:NL:OGEAA:2018:22

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
E.J. 1451 van 2017 /AUA201701438
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en recht op salaris bij schorsing van opleiding Kustwacht

In deze zaak verzoekt verzoeker, een werknemer van Land Aruba, om een verklaring voor recht dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. Verzoeker stelt dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tot 24 oktober 2019, na een schorsing van zijn opleiding bij de Kustwacht. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift van Land Aruba, die verweer voerde tegen de claims van verzoeker en verzocht om veroordeling in de proceskosten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker werd in 2014 geplaatst op de Kustwachtopleiding en in dienst genomen door Land Aruba. Echter, in 2015 werd hij geschorst vanwege dronkenschap en bedreiging van politieambtenaren. Uiteindelijk werd hij in 2016 ontheven van de opleiding en werd zijn arbeidsovereenkomst beëindigd. Verzoeker betwist de rechtsgeldigheid van deze beëindiging en stelt dat de overeenkomst pas op 24 oktober 2019 kon eindigen.

Het gerecht oordeelt dat er geen aanstellingsbesluit was en dat verzoeker als werknemer moet worden aangemerkt. Het gerecht stelt vast dat de beëindiging van de overeenkomst pas rechtsgeldig was na de brief van 7 november 2016, waarin de minister de beëindiging bevestigde. Tot dat moment had Land Aruba de verplichting om het salaris van verzoeker door te betalen. De rechter wijst de vordering van verzoeker toe en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking van 9 januari 2018
Behorend bij E.J. 1451 van 2017 /AUA201701438
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
Verzoeker,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Land Aruba,
gemachtigde: mr. Ras-Orman.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoeker];
- de behandeling ter zitting van 21 november 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen ven de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij brief van 22 oktober 2014 is [verzoeker] door de directeur Kustwacht bericht dat hij was geplaatst op de Kustwachtopleiding 2014-2016 en in dienst zou treden van, in zijn geval, Land Aruba.
2.2
Uiteindelijk bij brief van de minister van algemene zaken van 7 november 2016 van Land Aruba is aan [verzoeker] bericht dat hij in dienst bij de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister was getreden en ter beschikking gesteld werd van de Kustwacht. Een en ander met ingang van 24 oktober 2014.
2.3
Bij brief van 25 augustus 2015 is [verzoeker] geschorst van de opleiding in verband met – kort gezegd – dronkenschap en het bedreigen van politieambtenaren.
2.4
Bij brief van 4 september 2015 is [verzoeker] ontheven van de opleiding. Als gevolg daarvan blijft, aldus de brief, de schorsing van de opleiding onverkort van kracht tot de minister een beslissing heeft genomen. In een brief van diezelfde datum aan de minister adviseert de directeur van de Kustwacht om de overeenkomst met [verzoeker] te beëindigen.
2.5
Bij (al genoemde) brief van 7 november 2016 heeft de minister van algemene zaken aan [verzoeker] te kennen gegeven dat de overeenkomst met hem met ingang van 25 augustus 2015 is beëindigd. Een en ander hield verband met de ontheffing uit de opleiding.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[verzoeker] verzoekt – samengevat – verklaring voor recht dat de beëindiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig is en verzoekt – uitvoerbaar bij voorraad –veroordeling van Land Aruba tot doorbetaling van het loon met emolumenten tot 24 oktober 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente, wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom, alles met veroordeling van Land Aruba tot vergoeding van de proceskosten (waaronder de beslagkosten).
3.2
[verzoeker] grondt het verzoek erop dat aan de overeenkomst voor bepaalde tijd pas op 24 oktober 2019 een einde kan komen.
3.3
Land Aruba voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat niet gebleken is van enig aanstellingsbesluit als bedoeld in hoofdstuk II Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht zodat [verzoeker] moet worden aangemerkt als werknemer (arbeidscontractant). Op grond van artikel 7A:1613y tweede lid BW.
4.2
Het gerecht stelt voorts voorop dat het voor het antwoord op de vraag wat het karakter is van de overeenkomst die partijen hebben gesloten aankomt op wat hen bij het aangaan daarvan voor ogen stond, onder meer blijkend uit de wijze waarop zij daaraan hebben vormgegeven en waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven.
4.3
De onderhavige zaak kenmerkt zich hierdoor dat bij partijen bij het sluiten van de overeenkomst voorop heeft gestaan dat [verzoeker] een opleiding tot matroos bij de kustwacht zou volgen. In feite alleen in naam is [verzoeker] in dienst van Land Aruba getreden om bij het bevolkingsregister te gaan werken.
4.4
Een essentieel onderdeel van de overeenkomst is dat [verzoeker] de opleiding zou volgen. Of hij daartoe daadwerkelijk in staat was lag niet binnen de invloedssfeer van Land Aruba maar werd geheel bepaald door de directeur van de kustwacht. Door [verzoeker] is in dit verband niet gesteld dat Land Aruba zich als zorgvuldig (formeel) werkgever onvoldoende heeft ingespannen om de schorsing van de opleiding ongedaan te maken.
4.5
Voorgaande brengt naar oordeel van het gerecht met zich mee dat, niettegenstaande de omstandigheid dat de overeenkomst geen tussentijdse beëindigingsgrond kent, daaraan toch een einde kon komen op het moment dat [verzoeker] niet meer tot de opleiding werd toegelaten. Anders dan Land Aruba aanvoert blijkt echter onvoldoende, dat aan de arbeidsovereenkomst automatisch een einde kwam toen [verzoeker] van de opleiding werd geschorst en even later ontheven. Dat blijkt ook wel uit de door [verzoeker] overgelegde e-mail van de heer [naam] (Hoofd Management Control/Hoofd Opleiden & Trainen) van november 2015 waarin deze schrijft:
‘Je hebt gelijk, zolang je geschorst bent heb je recht op salaris. Dit dien je echter te ontvangen van het land en niet van de kustwacht. De kustwacht heeft jou altijd voorschotten uitbetaald, maar dat kan niet meer niet je niet meer in de opleiding zit.’Het gerecht merkt hierbij op dat, gezien het feit dat [verzoeker] toen de e-mail werd geschreven al ontheven was van de opleiding de e-mail kennelijk zo moet worden begrepen dat die niet alleen op het schorsingstijdvak ziet.
4.6
Om een daadwerkelijk einde aan de overeenkomst te maken was dus een nadere rechtshandeling van Land Aruba nodig. Die heeft plaatsgevonden in de brief van 7 november 2016. Anders dan Land Aruba kennelijk meent is het niet mogelijk met terugwerkende kracht door opzegging of ontbinding een einde aan de arbeidsovereenkomst te maken. Dat gebeurde dus pas op 7 november 2016. Tot die tijd rustte op Land Aruba de plicht het salaris van [verzoeker] door te betalen. Het gerecht ziet geen aanleiding die verplichting te matigen. Daarop is ook geen gemotiveerd beroep gedaan. Het lag op de weg van Land Aruba als werkgever om binnen een redelijke termijn op de gebeurtenissen te reageren. Hij was daarvan immers ook op de hoogte gesteld. Niet in de laatste plaats omdat [verzoeker] zich herhaaldelijk tot de minister van algemene zaken heeft gewend met het verzoek om een oplossing voor de situatie waarin hij zich bevond te vinden.
4.7
Het gerecht zal de vordering conform eis toewijzen vanaf 24 oktober 2014 omdat hetgeen [verzoeker] van de Kustwacht ontving slechts als voorschot werd betaald. Het zal duidelijk zijn dat, in zoverre Land Aruba inmiddels dat voorschot tot 25 augustus 2015 inmiddels aan de Kustwacht heeft betaald, [verzoeker] daar uiteraard geen recht op heeft. Dat geldt vanzelfsprekend ook de wettelijke rente over dat bedrag.
4.8
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zal het gerecht de proceskosten compenseren zoals hieronder aangegeven.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Land Aruba tot betaling aan [verzoeker] van het hem toekomende salaris vanaf 24 oktober 2014 tot en met 7 november 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds vanaf de dag dat elke termijn opeisbaar werd en het saldo van de dan openstaande hoofdsom tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.