In deze zaak verzoekt verzoeker, een werknemer van Land Aruba, om een verklaring voor recht dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. Verzoeker stelt dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tot 24 oktober 2019, na een schorsing van zijn opleiding bij de Kustwacht. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift van Land Aruba, die verweer voerde tegen de claims van verzoeker en verzocht om veroordeling in de proceskosten.
De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker werd in 2014 geplaatst op de Kustwachtopleiding en in dienst genomen door Land Aruba. Echter, in 2015 werd hij geschorst vanwege dronkenschap en bedreiging van politieambtenaren. Uiteindelijk werd hij in 2016 ontheven van de opleiding en werd zijn arbeidsovereenkomst beëindigd. Verzoeker betwist de rechtsgeldigheid van deze beëindiging en stelt dat de overeenkomst pas op 24 oktober 2019 kon eindigen.
Het gerecht oordeelt dat er geen aanstellingsbesluit was en dat verzoeker als werknemer moet worden aangemerkt. Het gerecht stelt vast dat de beëindiging van de overeenkomst pas rechtsgeldig was na de brief van 7 november 2016, waarin de minister de beëindiging bevestigde. Tot dat moment had Land Aruba de verplichting om het salaris van verzoeker door te betalen. De rechter wijst de vordering van verzoeker toe en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.