ECLI:NL:OGEAA:2018:23

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
EJ nr. 69 van 2017/AUA201701581
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot adoptie en gezag over minderjarige in het kader van verblijfsrecht

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 januari 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek tot adoptie en het gezag over een minderjarige. De verzoekster, die in Aruba woont, heeft het verzoek ingediend om het gezag over de minderjarige te verkrijgen, met als doel dat de minderjarige een verblijfstitel kan krijgen. De ouders van de minderjarige wonen in Haïti en er is niet aangetoond dat een van hen niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De rechter heeft vastgesteld dat het feit dat de verzoekster de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich heeft genomen, niet voldoende is om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt dat het gezag bij de ouders berust.

De rechter heeft ook opgemerkt dat de minderjarige geen verblijfstitel heeft, maar dat dit niet van invloed is op het gezag. De verzoekster heeft geprobeerd om het gezag te schorsen met als doel de verblijfsstatus van de minderjarige te verbeteren, maar de rechter oordeelde dat dit een oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid zou zijn. De belangen van de minderjarige en haar ouders met betrekking tot de verblijfsstatus moeten worden behandeld in procedures die zijn gebaseerd op de vreemdelingenwetgeving.

Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van de verzoekster afgewezen, waarbij de rechter benadrukte dat het belang van de minderjarige niet voldoende was om het gezag van de ouders te schorsen. Deze beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 9 januari 2018
Behorend bij EJ nr. 69 van 2017/AUA201701581.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[de minderjarige], de minderjarige, wonende in Aruba,
[de vader], de vader, wonende in Haïti,
[de moeder], de moeder, wonende in Haïti.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 6 juni 2017. De verdere procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 25 september 2017
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 7 november 2017 waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster in persoon en namens de Voogdijraad mevrouw [medewerker] en mevrouw [medewerker].
De uitspraak is bepaald op heden.

1.DE VERDERE BEOORDELING

1.1
Het gerecht is, gelet op het verhandelde ter zitting en het rapport van de Voogdijraad, van oordeel dat niet is gebleken dat een of beide ouders in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Dat verzoekster de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich heeft genomen, legitimeert op zich niet dat wordt afgestapt van het - ook in de wet verankerde - uitgangspunt dat het gezag bij (een van) de ouder(s) berust. De omstandigheid dat de minderjarige niet over een verblijfstitel beschikt, beïnvloedt een en ander niet.
1.2
Verzoekster beoogt met het verzoek feitelijk te bewerkstelligen dat de minderjarige een verblijfstitel kan krijgen. Het is wellicht begrijpelijk dat zij het in haar belang acht dat zij in Aruba zal blijven wonen, ook al wonen de ouders in Haïti, maar het belang van de minderjarige vormt geen zelfstandige grond om tot schorsing van het gezag over te gaan. Een schorsing van het gezag met als uitsluitende doel het verschaffen van een verblijfstitel aan de minderjarige zou naar het oordeel van het gerecht dan ook neerkomen op een oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid om een ouder uit het gezag te schorsen. De belangen van de minderjarige en haar ouders waar het betreft de verblijfsstatus van de minderjarige behoren aan de orde te komen tijdens procedures gebaseerd op de vreemdelingenwetgeving, zoals de Landsverordening toelating en uitzetting.
1.3
Het gerecht zal het verzoek dan ook afwijzen.

2.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op 9 januari 2018 door de rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier.