ECLI:NL:OGEAA:2018:25

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
EJ. nr. 1458 van 2017/AUA201701941
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse notariële aktes in het belang van minderjarigen

Op 9 januari 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de erkenning van buitenlandse notariële aktes. De zaak werd aangespannen door de moeder van twee minderjarigen, die sinds 2012 bij haar in Aruba wonen. De vaders van de minderjarigen, die in de Dominicaanse Republiek wonen, hadden op 12 oktober 2016 verklaard dat zij de voogdij over de minderjarigen aan de moeder overdragen, zodat de kinderen in Aruba konden blijven wonen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 september 2014 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2018 waren de vaders, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen. De moeder was aanwezig, bijgestaan door een medewerker van de Voogdijraad. Het verzoek van de moeder was gericht op het verkrijgen van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de notariële aktes van 12 oktober 2016 in Aruba erkend konden worden.

Het gerecht oordeelde dat de notariële aktes niet vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand, omdat deze registers geen informatie bevatten over voogdij of gezag over minderjarigen. Daarom kon het verzoek niet worden toegewezen. Daarnaast werd overwogen dat volgens de Dominicaanse wet de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag heeft, en dat de vaders niet met het gezag over de minderjarigen zijn belast, aangezien er geen verzoeken tot gezamenlijk gezag waren ingediend.

Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van de moeder afgewezen. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken in de terechtzitting van 9 januari 2018, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 9 januari 2018
behorend bij EJ. nr. 1458 van 2017/AUA201701941.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[vader 1],hierna de vader van de minderjarige [minderjarige 1], zonder bekende woonplaats in de Dominicaanse Republiek,
[vader 2], hierna de vader van de minderjarige [minderjarige 2], zonder bekende woonplaats in de Dominicaanse Republiek.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 11 september 2014,
  • het minderjarigenverhoor op 6 november 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 november 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon, namens de Voogdijraad mevrouw [medewerker]. De vaders zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is in de Dominicaanse Republiek op [geboortedatum] 2000 geboren [minderjarige 2] en op [geboortedatum] 2003 geboren [minderjarige 1] (hierna: de minderjarigen).
2.2
De vader van de minderjarige [minderjarige 2] heeft die minderjarige op [datum] 2000 erkend en de vader van de minderjarige [minderjarige 1] heeft die minderjarige op [datum] 2003 erkend. De vaders wonen in de Dominicaanse Republiek.
2.3
De minderjarigen wonen sinds 2012 bij de moeder in Aruba.
2.4
Voornoemde vaders hebben op 12 oktober 2016 in de Dominicaanse Republiek tegenover een notaris verklaard dat zij de
guarda, cuidado y custodiaover de minderjarigen overdragen aan de moeder, opdat de minderjarigen bij haar in Aruba kunnen blijven wonen.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde notariele aktes van 12 oktober 2016. Daartoe is ter zitting gesteld dat het in het belang van de minderjarigen is dat voornoemde aktes in Aruba worden erkend opdat hun verblijfsstatus hier te lande geregeld kan worden.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde aktes van 12 oktober 2016 zijn naar hun aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent voogdij c.q. gezag over minderjarigen bevatten. Het verzoek is reeds daarom niet toewijsbaar.
4.3
Ten overvloede zij het volgende overwogen. Ingevolge artikel 374 van de Codigo Civil de la Republica Dominicana is de moeder van een natuurlijk kind van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag (la autoridad del padre y la madre) over dat kind en kan de vader, die het kind binnen drie maanden na diens geboorte erkend, het gerecht (el tribunal) verzoeken om eenhoofdig of gezamenlijk gezag. Dat de vaders in Santo Domingo een dergelijk verzoek hebben gedaan, is niet gebleken. Het gerecht gaat er daarom van uit dat de vaders niet met het gezag over de minderjarigen zijn belast.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 9 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.