ECLI:NL:OGEAA:2018:250

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
K.G. AUA201800218
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over betaling voorschot en concurrentiebeding tussen zangeres en haar agent

In deze zaak, die op 2 mei 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, een professionele zangeres, een voorschot op haar fee en een verbod op het concurrentiebeding van haar agent, gedaagde. Eiseres stelde dat gedaagde, die haar agent was sinds haar vijftiende en met wie zij ook een affectieve relatie had, sinds november 2017 geen betalingen meer had gedaan voor haar optredens. Eiseres vorderde een voorschot van Afl. 20.000,00 en de verstrekking van documenten die nodig waren om haar totale vordering te berekenen. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiseres geen geldige verblijfsvergunning had, waardoor zij niet mocht optreden en hij daarom niet hoefde te betalen.

De rechter oordeelde dat gedaagde in 2017 onvoldoende fee had uitbetaald en dat het verweer van gedaagde niet opging, aangezien er geen bewijs was dat de overeenkomst was opgezegd. De rechter wees het verzoek van eiseres om een voorschot toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van Afl. 20.000,00. De vordering om gedaagde te verbieden een beroep te doen op het concurrentiebeding werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat een dergelijk beding was overeengekomen. Ook de vordering om documenten te verstrekken werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. Gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen partijen en de gevolgen van het niet nakomen van deze afspraken, vooral in een professionele relatie waarin ook persoonlijke elementen een rol spelen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 2 mei 2018
Behorend bij K.G. AUA201800218
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd/mr. D.L. Emerencia,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 januari 2018;
- de brief van mr. Baiz d.d. 15 februari 2018 met producties;
- de pleitnota van mr. G. de Hoogd/ mr. D.L. Emerencia;
- de pleitnota van mr. M.G.A. Baiz;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 16 februari 2018.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
[eiseres] is een professionele zangeres. Zij treedt op bij hotels en restaurants en andere etablissementen in Aruba.
2.2
[eiseres] was 15 jaar, toen [gedaagde] haar agent werd.
Partijen kregen in die tijd ook een affectieve relatie. [eiseres] heeft deze relatie in oktober/november beëindigd.
2.3
[eiseres] heeft na de verbreking van de relatie op de gebruikelijke wijze haar werkzaamheden voortgezet, [gedaagde] heeft [eiseres] vanaf november 2017 niets meer betaald.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot op het haar toekomende fee over 2017;
2) gedaagde te verbieden een beroep te doen op het concurrentiebeding;
3) [gedaagde] te bevelen alle facturen die hij heeft ingediend met betrekking door de door [eiseres] verrichtte optreden in 2015, 2016 en 2017 en documenten over alle ontvangen betalingen met betrekking tot deze optredens, alsmede een overzicht van de door [gedaagde] ten behoeve van [eiseres] gemaakte kosten over deze jaren, binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te verstrekken;
4) het achter 1), 2) en 3) gevorderde op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,00 per dag dat [gedaagde] niet voldoet aan de veroordelingen, met een maximum van Afl. 15.000,00;
5) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2
[eiseres] baseert haar vordering - samengevat – op het volgende.
De afspraak tussen haar en [gedaagde] is dat zij 80% en hij 20% ontvangt van de fees die hij voor haar int. [gedaagde] is deze afspraak nimmer nagekomen. Sinds [eiseres] de affectieve relatie heeft beëindigd, heeft [gedaagde] haar bovendien niets meer betaald.
3.3
[gedaagde] voert hiertegen verweer, dat - zo nodig - bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is op de eerste plaats de vraag welke afspraken partijen hebben gemaakt ten aanzien van de fee die [eiseres] zou ontvangen voor de door haar via [gedaagde], verzorgde optredens in hotels etc.
4.2
[eiseres] baseert zich op de als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde [naam bedrijf] Agreement’. Dit contract is evenwel niet ingevuld noch ondertekend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiseres] een door haar moeder ondertekende overeenkomst getoond, waarop volgens haar tevens de handtekening van [gedaagde] staat. [gedaagde] heeft evenwel betwist dat dit zijn handtekening is. Hoewel de handtekening van [gedaagde] sterke gelijkenis toont met die op het contract, kan zonder nader (handschrift)onderzoek, waarvoor in kort geding geen plaats is, niet worden vastgesteld of de stelling van [eiseres] juist is.
Dit heeft tot gevolg dat vooralsnog niet is komen vast te staan dat de door [eiseres] als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde ‘[naam bedrijf] Agreement’ tussen partijen daadwerkelijk tot stand is gekomen. Deze vraag zal dan ook eerst in de bodemprocedure beantwoord kunnen worden.
4.3
Nu onduidelijk is wat partijen concreet zijn overgekomen met betrekking tot de verdeling van de fees, kan er vooralsnog niet vanuit worden gegaan dat de door [eiseres] gestelde verdeling op basis van 80-20 rechtens juist is. [eiseres] heeft als productie 4 bij haar verzoekschrift een berekening overgelegd van hetgeen [gedaagde] voor haar optredens in 2017 gefactureerd heeft en welke bedragen hij aan haar heeft uitbetaald. Deze productie heeft [gedaagde] niet dan wel onvoldoende feitelijk weersproken. Aldus wordt er voorshands van uitgegaan dat [gedaagde] in 2017 een bedrag ad Afl. 81.350,00 heeft gedeclareerd voor de door [eiseres] verzorgde optredens en dat hij hiervan een bedrag ad Afl. 21.725,00 aan haar heeft betaald. Zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat de door [eiseres] beoogde verdeling 80-20 in rechte niet komt vast te staan, is de door [gedaagde] gehanteerde verdeling scheef. Het gerecht vermag niet in te zien, waarom een agent ruim 2 x meer verdient dan de artiest. Daar komt bij dat [eiseres] tevens onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] haar over de maanden november en december 2017 geen fee heeft betaald.
4.4
x[gedaagde] stelt dat hij vanaf november 2017 niets meer heeft betaald, omdat [eiseres] niet langer beschikte over een geldige verblijfsvergunning in Aruba en zij om deze reden geen werkzaamheden meer mocht verrichten. Dit verweer wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] de overeenkomst met [eiseres] opgezegd heeft, terwijl [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat zij op de gebruikelijke wijze haar werkzaamheden via het agentschap van [gedaagde] in de maanden november en december 2017 is blijven verrichten. Echter ook in het geval [eiseres] sinds november 2017 niet langer beschikte over een geldige verblijfsvergunning, is dit geen reden om haar niet te betalen voor de door haar verrichtte werkzaamheden.
4.5
Op grond van het voorgaande is het gerecht voorshands van oordeel dat [gedaagde] [eiseres] in 2017 onvoldoende fee heeft uitbetaald. Wat partijen op dit punt concreet hebben afgesproken zal in de bodemprocedure uitgezocht dienen te worden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verzocht [eiseres] om toekenning van een voorschot ad Afl. 20.000,00. Dit bedrag acht het gerecht billijk en wordt dan ook toegewezen.
4.6
[eiseres] heeft tevens verzocht om [gedaagde] te verbieden een beroep te doen op een vermeend overeengekomen concurrentiebeding. Hiertoe wordt als volgt overwogen. [gedaagde] betwist dat tussen partijen de ‘ [naam bedrijf] Agreement’ tot stand is gekomen. Hiermee betwist hij tevens dat tussen partijen een concurrentiebeding is overeengekomen, aangezien dit schriftelijk moet worden bedongen. Bovendien heeft [gedaagde] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat [eiseres] vrij is om te werken waar en met wie zij wenst. Nu [eiseres] in arbeidsrechtelijke zin niet beperkt is om op te treden waar zij wil, wordt deze vordering afgewezen wegens gebrek aan belang.
4.7
[eiseres] heeft tevens verzocht om [gedaagde] te veroordelen om diverse documenten te verstrekken, opdat zij in staat zal zijn om haar totale vordering te berekenen. Deze vordering wordt afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. [eiseres] kan via een incident in de bodemprocedure ex artikel 843a Rv afgifte van de benodigde bescheiden vorderen.
4.8
Ook de gevorderde dwangsommen worden afgewezen, nu het niet mogelijk is om aan de betaling van een geldsom een dwangsom te verbinden (artikel 611a Rv)
4.9
[gedaagde] wordt nu hij grotendeels in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] een voorschot te betalen van Afl. 20.000,00;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op Afl. 450,00 griffierrecht, Afl. 219,14 explootkosten en Afl. 1.000,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.