ECLI:NL:OGEAA:2018:291

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
A.R. 923 van 2015/AUA201500305
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap in civiele procedure

In deze civiele zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 januari 2018, waarin partijen werden gevraagd om bankafschriften over te leggen. De vrouw had een nieuwe eis ingesteld, maar deze werd door de rechter als strijdig met de goede procesorde afgewezen. De vrouw stelde dat de man geen gebruikersvergoeding toekwam voor de echtelijke woning, omdat hij niet de helft van de hypothecaire lasten hoefde te betalen. De rechter oordeelde dat de vrouw alle lasten van de woning betaalde en dat er geen reden was om de man te belasten met de helft van de woonlasten.

De zaak omvatte ook de verdeling van saldi op verschillende bankrekeningen. De rechter oordeelde dat de vrouw recht had op de helft van een positief saldo op een bankrekening, terwijl de man ook afschriften moest overleggen van andere rekeningen. Uiteindelijk werd besloten dat de echtelijke woning onverdeeld bleef, maar te koop werd aangeboden tegen een door de taxateur vastgestelde waarde. De partijen hadden recht op de helft van de overwaarde na verkoop.

De rechter stelde de definitieve verdeling van de huwelijkse goederen vast en bepaalde dat elke partij zijn eigen proceskosten droeg. De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad werd afgewezen, omdat het dictum geen veroordeling bevatte. Het vonnis werd uitgesproken op 16 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 16 mei 2018
Behorend bij A.R. 923 van 2015/AUA201500305
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
aanvankelijk procederende in persoon,
vanaf de conclusie van dupliek gemachtigde: mr. R. Marchena.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2018;
- de akte van 7 maart 2018 van de man;
- de akte van 7 maart 2018 van de vrouw;
- de akte van 4 april 2018 van de man;
- de akte van 4 april 2018 van de vrouw.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij het tussenvonnis van 17 januari 2018 zijn partijen in de gelegenheid gesteld bankafschriften over te leggen van rond de peildatum. Partijen hebben elk twee aktes genomen en wederom op vele slakken zout gelegd. De vrouw heeft zelfs een nieuwe eis ingesteld, doch deze acht het gerecht in strijd met een goede procesorde en wordt om deze reden buiten beschouwing gelaten.
2.2
De vrouw heeft in haar akte van 7 maart 2018 gesteld dat in r.o. 2.3 ten onrechte is overwogen dat de man geen gebruikersvergoeding toekomt, omdat hij niet gehouden is om de helft van de hypothecaire lasten van de echtelijke woning te betalen. De vrouw stelt dat zij wel degelijk aanspraak heeft gemaakt op betaling van de helft van de hypothecaire lasten. Dit is juist. De vrouw heeft wel aanspraak gemaakt op betaling van de helft van de door haar betaalde hypothecaire lasten tot aan de dag van de verdeling. Deze vordering wordt evenwel afgewezen, aangezien de vrouw de woning bewoont en de man zijn eigen woonlasten heeft. Indien de vrouw elders zou hebben gewoond, had zij ook woonlasten gehad. In een situatie als deze is het gerecht van oordeel dat er geen redenen zijn om de man te belasten met de helft van de woonlasten van de echtelijke woning. Voorts is het gerecht van oordeel dat nu de vrouw alle lasten van de woning betaalt, er evenmin aanleiding bestaat om de man een gebruikersvergoeding toe te kennen. Ook deze vordering wordt afgewezen.
2.3
Ten aanzien van de te verdelen saldi op de diverse bankrekeningen heeft het volgende te gelden. De vrouw heeft inmiddels een bankafschrift CMB met nummer [bankrekeningnummer 1] van 28 februari 2015 overgelegd. Hieruit blijkt dat deze rekening op 5 maart 2015 een positief saldo had van Afl. 213,58. Partijen hebben recht op de helft hiervan.
2.4
De man diende afschriften over te leggen van de in r.o. 2.10.3 van het vonnis van 17 januari 2018 genoemde bankrekeningen. Bij akte heeft de man een aantal producties overgelegd. Naar aanleiding hiervan wordt als volgt geoordeeld.
- [ bankrekeningnummer 2] behoeft niet verdeeld te worden.
- [ bankrekeningnummer 3], dit betreft de spaarrekening van de man. De man heeft als productie 2 wederom een afschrift overgelegd, waaruit niet blijkt om welke rekening en welk jaar het gaat. Desalniettemin heeft het gerecht geen redenen om aan te nemen dat dit overzicht een andere rekening betreft dan [bankrekeningnummer 3]. Uit dit overzicht volgt dat het saldo rondom de peildatum Afl. 1.293,85 bedroeg. Dit saldo dient verdeeld te worden.
- [ bankrekeningnummer 4]. Dit is de salarisrekening van de man, waarvan de lopende kosten van de huishouding werden voldaan. Met de man is het gerecht van oordeel dat de onkostenvergoeding voor de dienstreis buiten beschouwing dient te blijven. De man is van mening dat van deze rekening een saldo ad Afl. 740,79 voor verdeling in aanmerking komt. Dit standpunt volgt het gerecht niet. Verdeeld dient te worden het saldo dat dicht ligt bij de peildatum. Op 28 februari 2015 was het saldo Afl. 2.541,61, zodat dit verdeeld dient te worden.
- [ bankrekeningnummer 5] en [bankrekeningnummer 6], beide Rabo-rekeningen. Hoewel de man geen bewijzen heeft overgelegd en stelt deze ook niet te kunnen leveren, gaat het gerecht ervan uit dat, nu gesteld noch gebleken is dat de man een groot vermogen heeft geparkeerd in [land], beide rekeningen geen batig te verdelen saldo hebben.
2.5
Nu ten aanzien van alle boedelbestanddelen is beslist kan de definitieve verdeling worden vastgesteld.
2.6
Reeds besloten is dat de echtelijke woning onverdeeld blijft doch te koop wordt aangeboden tegen de door taxateur dhr. Ponson vastgestelde marktwaarde van
Afl. 671.016,00. Indien de vraagprijs niet leidt tot verkoop van de woning, zullen partijen in onderling overleg en op advies van de makelaar de prijs naar beneden moeten bijstellen.
Na verkoop van de woning hebben partijen in gelijke delen recht op de helft van de overwaarde, na aftrek van de hypothecaire schuld en de overige kosten.
2.7
De vrouw betaalt aan de man de man betaalt aan de vrouw
- Afl. 3.250,00 (1/2 waarde inboedel) - Afl.3.096,00 (1/2 waarde [model auto 1])
- Afl. 339,00 (1/2 saldo RBC # [bankrekeningnummer 7]) - Afl. 30,00 (1/2 saldo Raborekening)
- Afl. 107,00 (1/2 saldo CMR [bankrekeningnummer 1]) - Afl. 647,00 (1/2 saldo [bankrekeningnummer 3])
- Afl 1.271,00 (1/2 saldo[bankrekeningnummer 4]
)
Totaal: Afl. 3.696,00 Totaal: Afl. 5.044,00
Na verrekening dient de man in beginsel aan de vrouw te betalen een bedrag ad Afl. 1.348,00. De man mag dit bedrag desgewenst verrekenen, indien hij voor dit bedrag een groter aandeel neemt in de af te lossen schulden van partijen.
2.8
De meest gerede partij betaalt aan de ander de ½ van het saldo op de e/o rekening
[bankrekeningnummer 8] met rond de peildatum een batig saldo van Afl. 1.555,00. Ook dit bedrag kan worden verrekend met de aflossing van de schulden.
2.9
De schulden van partijen worden gelijkelijk verdeeld als volgt:
-ieder de helft van de Visa-card schuld ad Afl. 5.561,79.
-ieder betaalt de helft van de autolening ad Afl. 10.292,76.
-ieder betaalt de helft van de schuld aan [naam advocaat] ad Afl. 8.010,90;
-ieder betaalt de helft van de (resterende) schuld aan [naam schuldenaar].
De partij die de betreffende schuld aflost heeft een verhaalsrecht ter grootte van de helft op de ander en mag dit verrekenen met het aan de ander te betalen wegens overbedeling.
2.1
Gelet op de aard van de procedure draagt ieder de eigen proceskosten.
2.11
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad wordt afgewezen, nu het dictum geen veroordeling bevat.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
stelt de verdeling van de huwelijkse goederen gemeenschap vast zoals hiervoor overwogen;
3.2
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.3
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.