ECLI:NL:OGEAA:2018:304

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201801026
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering en privacy schending in huurgeschil

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel ontruiming van de door gedaagde gehuurde woning. Eiser vorderde tevens betaling van achterstallige huur en vergoeding van proceskosten. De procedure vond plaats op 26 april 2018, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser stelde dat gedaagde in gebreke was met de huurbetalingen, terwijl gedaagde verweer voerde tegen de ontruimingsvordering. Het Gerecht oordeelde dat de achterstallige huur, die grotendeels was ingelopen, geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat de belangen van gedaagde zwaarder wogen. Bovendien werd vastgesteld dat de deurwaarder, op verzoek van eiser, zonder toestemming van gedaagde de woning was binnengetreden, wat als huisvredebreuk werd gekwalificeerd. Het Gerecht besloot de proceskosten te compenseren, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 16 mei 2018.

Uitspraak

Vonnis van 16 mei 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201801026
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
procederend bij de daartoe door [eiser] gevolmachtigde [naam gevolmachtigde],
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 26 april 2018.
1.2 [
eiser] is bij zijn gemachtigde en [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Zij hebben in twee termijnen het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert - kort gezegd - dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde]:
a. beveelt tot ontruiming van de door haar van [eiser] gehuurde woning op straffe van verbeurte van dwangsommen;
b. veroordeelt tot betaling aan [eiser] van Afl. 4.290,-- aan achterstallige huur;
c. veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiser] verzochte.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn ontruimingsvordering ligt besloten in de aard van die vordering. Met betrekking tot die vordering wordt het volgende overwogen.
3.2
Ter zitting heeft [gedaagde] de achterstallige huur over de periode van 20 december 2017 tot en met 28 februari 2018 (in totaal Afl. 1.900,--, zijnde twee huurtermijnen van ieder ad Afl. 950,--) betaald aan [eiser]. Vast staat dat na die betaling [gedaagde] nog één maand achterstallig was met de door haar aan [eiser] te betalen huur. Die wanprestatie rechtvaardigt naar het voorshandse oordeel van het Gerecht naar zijn aard en omvang geen ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. De vordering onder a. zal daarom worden afgewezen, omdat bij de huidige stand van zaken een gelijk oordeel valt te verwachten in een eventuele bodemprocedure.
3.3
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van zijn ontruimingsvordering ten opzichte van de belangen bij [gedaagde] bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer om het volgende. [gedaagde] heeft onbestreden gesteld dat bedoelde (inmiddels grotendeels ingelopen) huurachterstand heeft kunnen ontstaan door het plotsteling overlijden van haar partner, die altijd zorgde voor de betaling van de huur. Verder heeft [gedaagde] onbestreden gesteld dat zij inmiddels zelf in staat is om voortaan de huur tijdig te betalen. Daar komt bij dat gesteld noch is gebleken dat [gedaagde] in het verleden eerder achterstallig is geraakt met betaling van de huur. Uit dit één en ander blijkt dat in elk geval geen sprake is van kwaadwilligheid aan de zijde van [gedaagde].
3.4
De vordering van [eiser] ter zake van betaling van (inmiddels grotendeels ingelopen) achterstallige huur zal worden afgewezen bij gebreke van het in kort geding vereiste spoedeisend belang bij die vordering.
3.5
In de uitkomst van deze procedure ziet het Gerecht grond om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt. Hierbij wordt nog overwogen dat niet kan worden gezegd dat [eiser] deze procedure onnodig heeft ingesteld jegens [gedaagde], die ten tijde van de indiening van het verzoekschrift in elk geval drie maanden achterstallig was met betaling van huur.
3.6.1
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Uit het als productie 6 bij het verzoekschrift overgelegde proces-verbaal opgemaakt door deurwaarder [naam deurwaarder] blijkt dat die deurwaarder op verzoek van en/of in opdracht van [eiser] op 20 maart 2018 met behulp van een sleutelmaker de door [gedaagde] van [eiser] gehuurde woning is binnengetreden ter bezichtiging/inspectie van die woning. Op zitting heeft het Gerecht vastgesteld dat die binnentreding heeft plaatsgevonden zonder toestemming van [gedaagde]. Gesteld noch is gebleken dat [eiser] die toestemming niet had kunnen vragen aan [gedaagde], en evenmin zijn er feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit kan volgen dat bedoelde binnentreding zonder toestemming en (naar het Gerecht begrijpt) in afwezigheid van [gedaagde] mocht plaatsvinden. Het feit dat in de huurovereenkomst staat vermeld dat “
[eiser] has the right to inspect whether the apartment, furniture and equipment are properly maintained, every three (3) months, if he so desires.” is geen vrijbrief voor [eiser] of een door hem in te schakelen deurwaarder om ongevraagd en zonder daartoe verkregen toestemming van [gedaagde] het appartement te betreden zodra dat [eiser] uitkomt.
3.6.2
Vorenstaande brengt naar het oordeel van het Gerecht met zich dat de deurwaarder in kwestie (al dan niet samen met [eiser]) op ontoelaatbare en (vermoedelijk) strafbare wijze de privacy van [gedaagde] heeft geschonden, hetgeen valt te kwalificeren als huisvredebreuk. Hierbij wordt nog overwogen dat de opzegging van de huur zoals die heeft plaatsgevonden bij het aan [gedaagde] betekende deurwaardersexploot van 9 februari 2018 (productie 5 bij het verzoekschrift) niet rechtsgeldig is, nu is gesteld noch gebleken dat [eiser] op enige voor die datum gelegen moment de voor die opzegging vereiste toestemming van de Huurcommissie had verkregen.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [eiser] gevorderde;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 16 mei 2018.