In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel ontruiming van de door gedaagde gehuurde woning. Eiser vorderde tevens betaling van achterstallige huur en vergoeding van proceskosten. De procedure vond plaats op 26 april 2018, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser stelde dat gedaagde in gebreke was met de huurbetalingen, terwijl gedaagde verweer voerde tegen de ontruimingsvordering. Het Gerecht oordeelde dat de achterstallige huur, die grotendeels was ingelopen, geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat de belangen van gedaagde zwaarder wogen. Bovendien werd vastgesteld dat de deurwaarder, op verzoek van eiser, zonder toestemming van gedaagde de woning was binnengetreden, wat als huisvredebreuk werd gekwalificeerd. Het Gerecht besloot de proceskosten te compenseren, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 16 mei 2018.