ECLI:NL:OGEAA:2018:306

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201801135 en AUA201801074
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van een minderjarige en toestemming voor reis naar Maleisië in kort geding

In deze zaak, die op 16 mei 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn de moeder en de vader van de minderjarige betrokken in een kort geding. De moeder, eiseres in de zaak K.G. nr. AUA201801074 en gedaagde in de zaak K.G. nr. AUA201801135, vordert onder andere de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan haar en toestemming om met de minderjarige naar Maleisië te reizen. De vader, eiser in de zaak K.G. nr. AUA201801135 en gedaagde in de zaak K.G. nr. AUA201801074, verzet zich tegen deze vorderingen en vraagt de rechter om de moeder te verbieden om met de minderjarige naar Maleisië te reizen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren op 23 mei 2017 in België en is erkend door de vader. Partijen zijn op 4 juli 2017 in Nederland getrouwd en verblijven sinds 22 februari 2018 in Aruba zonder verblijfstitel. De moeder heeft op 27 maart 2018 te maken gehad met mishandeling door de stiefzoon van de vader, wat heeft geleid tot haar verzoek om de minderjarige aan haar toe te vertrouwen.

De rechter heeft in zijn beoordeling de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om met de moeder naar Maleisië te reizen. De vorderingen van de moeder zijn grotendeels toegewezen, inclusief de verzoeken om kinderalimentatie en partneralimentatie. De vordering van de vader is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 16 mei 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201801135 en AUA201801074.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[de moeder],
wonende in Aruba,
eiseres in de zaak K.G. nr. AUA201801074,
gedaagde in de zaak K.G. nr. AUA201801135,
hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[de vader],
wonende in Aruba,
gedaagde in de zaak K.G. nr. AUA201801074,
eiser in de zaak K.G. nr. AUA201801135,
hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. de Sousa-Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoekschriften met producties, ingediend op 20 april 2018 en 24 april 2018;
- de producties zijdens partijen, ingediend op 3 mei 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling op 4 mei 2018, waar partijen het woord hebben gevoerd en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, dan wel hebben kunnen reageren.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1
Uit de moeder is op 23 mei 2017 in België geboren [minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is erkend door de vader.
2.2
Partijen zijn op 4 juli 2017 in Nederland in het huwelijk getreden.
2.3
Partijen, de minderjarige en de 14 jarige zoon van de vader uit een vorige relatie (de stiefzoon) verblijven sinds 22 februari 2018 in Aruba. Zij hebben thans geen verblijfstitel.
2.4
Op 27 maart 2018 is de moeder door de stiefzoon mishandeld. De moeder verblijft sindsdien met de minderjarige op een onbekend adres in Aruba.

3.DE VORDERINGEN

3.1
De moeder vordert - kort gezegd - in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de minderjarige aan haar toe te vertrouwen,
b. haar toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Maleisie af te reizen hangende de echtscheidingsprocedure,
c. te bepalen dat de vader de reisktickets dient te bekostigen voor haar en de minderjarige,
d. de vader te verbieden direct dan wel indirect contact met haar te zoeken,
e. het bedrag aan kinderalimentatie te bepalen op Afl. 400,= per maand,
f. het bedrag aan partneralimentatie te bepalen op Afl. 1.400,= per maand,
met machtiging om ter handhaving van de te geven voorzieningen de hulp van de sterke arm in te roepen, subsidiair een dwangsom te bepalen, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.
3.2
De vader vordert - kort gezegd - in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: de moeder te verbieden om met de minderjarige naar Maleisie af te reizen, kosten rechtens.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht is, mede gelet op het verdrag van de Universele Verklaring van de Rechten van de mens en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, bevoegd kennis te nemen van en te beslissen over dit rechtsgeschil.
4.2
Het spoedeisendheid belang van partijen bij hun vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen.
4.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen zoals het onderhavige omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van de kinderen staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.4
In het kader van dit kort geding dient het gerecht een afweging te maken tussen het belang van de moeder om op korte termijn met het kind naar Maleisie te verhuizen, de belangen van de vader om omgang met de minderjarige te kunnen hebben en de belangen van de minderjarige bij die omgangscontacten.
4.5
Afgezien van het belang van de moeder om zo spoedig mogelijk naar Maleisie te vertrekken, heeft de moeder naar het oordeel van het gerecht haar stelling dat het in het belang van de minderjarige is om met haar naar Maleisie af te reizen voldoende onderbouwd. De moeder heeft altijd voor de minderjarige gezorgd. Gesteld noch gebleken is dat de minderjarige niet goed door de moeder wordt verzorgd. De moeder en de minderjarige hebben geen verblijfstitel en vallen niet onder de dekking van de Algemene Ziektekostenverzekering. Er is ook geen verzoek ingediend tot afgifte van een verblijfsvergunning voor de moeder en de minderjarige. De moeder en de minderjarige zijn niet particulier verzekerd terzake ziektekosten. De moeder heeft geen inkomsten en kan op dit moment niet zonder verblijfsvergunning alhier werken. De vader heeft ook geen verblijfstitel en is van plan om een verzoek in te dienen tot afgifte van een verblijfsvergunning aan hem als rentenier. De moeder wenst te scheiden en wil in haar geboorteland (Maleisie) gaan wonen en werken, alwaar haar familie ook woont. De vader wenst ook te scheiden.
Gelet op alle omstandigheden van het geval is het gerecht van oordeel dat het belang van de minderjarige om met de moeder naar Maleisie af te reizen op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de vader om de toestemming te onthouden. Voorshands is niet gebleken dat het niet in het belang van de minderjarige zou zijn om in Maleisie te wonen. De enkele stelling van de vader dat in Maleisie de islam als staatsgeloof wordt gehanteerd en dat de minderjarige deel zou gaan uitmaken van een etnische en culturele minderheid is daartoe onvoldoende. De vader zal de minderjarige in Maleisie kunnen opzoeken. Eventuele problemen met de autoriteiten zal hij aldaar dienen op te lossen.
4.6
De vordering van de moeder om de minderjarige aan haar toe te vertrouwen en haar toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Maleisie af te reizen is dan ook, mede gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige en het feit dat de moeder de primaire verzorger is van de minderjarige, toewijsbaar.
4.7
De vordering van de moeder terzake kinderalimentatie en partneralimentatie zijn niet, althans niet gemotiveerd betwist en komen het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vorderingen zijn ook voor toewijzing vatbaar.
4.8
Het door de moeder meer of anders gevorderde zullen als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.9
De vordering van de vader zal, gelet op het vorenstaande, worden afgewezen.
4.1
In de aard van het geding en de relatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
K.G. nr. AUA201801074
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige], geboren op 23 mei 2017 in België, bij de moeder zal verblijven hangende de te entameren echtscheidingsprocedure,
machtigt de moeder om met de minderjarige [minderjarige], geboren op 23 mei 2017 in België, naar Maleisie af te reizen,
machtigt de moeder om zo nodig de hulp van de sterke arm in te roepen ter uitvoering van voornoemde voorzieningen,
bepaalt het bedrag dat de vader voorlopig moet betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige voornoemd op Afl. 450,= per maand, zulks bij vooruitbetaling te voldoen,
bepaalt het bedrag dat de vader voorlopig moet betalen voor het levensonderhoud van de moeder op Afl. 1.400,-, zulks bij vooruitbetaling te voldoen,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde,
K.G. nr. AUA201801135
wijst de vordering van de vader af,
K.G. nr. AUA201801074 en K.G. nr. AUA201801135
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.D. Angela, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.