ECLI:NL:OGEAA:2018:312

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201801058
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van een aspirant uit de opleiding tot penitentiair bewaakster wegens onwenselijk gedrag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, een aspirant voor de opleiding tot penitentiair bewaakster, en de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. De eiseres vorderde terugplaatsing in de opleiding na haar verwijdering wegens onwenselijk gedrag. Het Gerecht oordeelde dat de eiseres, die op 1 juni 2017 met de opleiding was begonnen, zich herhaaldelijk niet had gehouden aan de gedragsnormen die binnen de opleiding gelden. De eiseres had meerdere waarschuwingen ontvangen, maar haar gedrag bleef problematisch. Het Gerecht concludeerde dat het Land Aruba in redelijkheid tot verwijdering van de eiseres kon overgaan, gezien de strenge normen die binnen de opleiding gelden. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis benadrukt het belang van discipline en respect binnen een hiërarchische opleidingsstructuur.

Uitspraak

Vonnis van 23 mei 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201801058
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [naam eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (D.W.J.Z.).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 3 mei 2018.
1.2 [
naam eiseres] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. Het Land is verschenen bij zijn gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [X], mw. [Y] en mw. [Z] (Hoofd Divisie Politie Opleiding en Ontwikkeling respectievelijk “
Docent POI” en “
Leiding KIA”). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde pleitnota, die van het Land voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
naam eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. het Land beveelt om [naam eiseres] binnen 48 uren na de uitspraak van dit vonnis terug toe te laten tot de opleiding tot bewaakster, en bepaalt dat het Land ten behoeve van [naam eiseres] een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- per dag of deel daarvan dat het dat te geven bevel niet opvolgt;
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
c. het Land veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Het Land voert verweer en concludeert dat [naam eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VASTSTAANDE FEITEN

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.2 [
naam eiseres] is op 1 juni 2017 gestart met de opleiding tot penitentiair bewaakster bij het Politie Opleidingsinstituut.
3.3
Binnen voormelde opleiding geldt het zogeheten “
3 strikes, you’re out” beleid met betrekking tot onwenselijk gedrag en/of houding van aspiranten. De eerste schriftelijke waarschuwing geldt als eerste strike. Een na die strike opgemaakt disciplinair rapport geldt als tweede strike, en in geval van een derde overtreding volgt de derde strike gevolgd door een verzoek tot verwijdering van de opleiding. In ernstige gevallen kan bij de eerste of tweede strike reeds verwijdering van de opleiding plaatsvinden. De aspirant krijgt van iedere strike een door hem of haar ter kennisname te ondertekenen schriftelijke vastlegging.
3.4 [
naam eiseres] heeft op 21 september 2017 voor kennisname getekend van de schriftelijke vastlegging van de eerste aan haar gegeven strike. Dat document vermeldt onder meer:

(…).
Aanleiding correctiegesprek
1. Uiting onbeschofte en vieze woorden t.o.v. klasgenoot [A] die zo luid waren dat de docent [B] het hoorde n.a.v. remsporen in de dames toilette.
(…).”.
3.5 [
naam eiseres] heeft op 16 november 2017 voor kennisname getekend van de schriftelijke vastlegging van een haar gegeven mondelinge waarschuwing. Dat document vermeldt onder meer:

(…).
Aanleiding gesprek
1. Aangesproken vanwege het roddelen over de situatie waarin een van haar klasgenoten zich op dat moment bevond vanwege het overlijden van haar moeder – Correctiegesprek met docent, hoofd en leiding KIA op 16 november 2017.
(…).”.
3.6
De door [naam eiseres] ondertekende schriftelijke vastlegging van de derde aan haar gegeven strike van 30 november 2017 vermeldt onder meer:

(…).
Aanleiding gesprek
(…).
3. Aangesproken vanwege het ontbreken van respect voor haar docent en ongepast taalgebruik tijdens de les – Verwijderingsgesprek met docenten, hoofd en leiding KIA op 30 november 2017 – 3rd strike.
(…).”.
3.7
Het rapport van [C], brigadier van politie en tijdelijk werkzaam bij de Afdeling Cursus en Training van de Divisie Politie Opleiding en Ontwikkeling van het Korps Politie Aruba van 29 november 2017 vermeldt onder meer:

(…).
Op dinsdag 28 november 2017 nam ik, [C], de lessen voor de klas KIA over van de Onderinspecteur [Y], Senior Docent Cursus en Training (…). Op die dag omstreeks 14:00 uur kwam de aspirant van de week [D] bij mij op kantoor melden dat de klas klaar was voor de les. Ik stelde [D] op de hoogte dat hij ervoor moest zorgen dat er niets op de tafels zou liggen omdat wij inzage van een toets zouden gaan doen. Toen ik de klas binnenkwam zag ik dat er op de tafels van groep 1 en 2 nog spullen lagen, waarna ik deze twee groepen vroeg om alle spullen van de tafels te halen. Het tentamen werd vervolgens door mij aan de studenten uitgedeeld. De studenten mochten hun tentamen doornemen (…). Hierna haalde ik de tentamens weer op.
(…).
De student [E] kwam naar mij toe en vroeg mij of de nieuwe module al klaar was. Ik stelde haar op de hoogte dat de module nog niet klaar was, maar dat ik wel een kopie had van de inleiding van de nieuwe module Integriteit. Ik, [C], gaf [E] toestemming om naar mijn kantoor te gaan om de kopie te halen om dit in de klas uit te delen. [E] kwam terug in de klas en begon de kopieën aan de klas te geven. In de eerste groep waar [E] de kopieën uitdeelde zat de aspirant in opleiding [NAAM EISERES]. Toen [NAAM EISERES] de kopie kreeg, gooide ze deze op de tafel en verklaarde in het Papiaments “Asina ta para bira ku nos ta hanja nos module ku nan no ta ni bind” (vertaling rapporteur: “dus nu krijgen we onze module op deze manier, ze hebben het niet eens ingebonden”) of woorden van gelijke strekking. Ik, [C], haakte direct in op de negatieve houding van [NAAM EISERES] en verklaarde haar dat “als je de kopie niet nodig heb, dan moet je het maar weer inleveren” of woorden van gelijke strekking. [NAAM EISERES] stond vervolgens op, pakte de kopie van haar tafel, liep naar mijn bureau toe en legde haar kopie (..) op mijn bureau. [NAAM EISERES] ging daarna terug naar haar plek en begon in zichzelf te mompelen.
(…).
Toen ik [C], haar aansprak keek zij mij geen enkele moment aan, zat met haar rug naar mij gekeerd en bleef mompelen. (…). [NAAM EISERES] uitte vervolgens in het Papiaments: “Soba dje ta bin ku mal vibe aki den” (vertaling rapporteur: “nu komt ze ook nog hier met een negatieve vibe”) of woorden van gelijke strekking. Ik, [C], reageerde direct op haar commentaar aangezien dat ik degene was die [NAAM EISERES] net had onderhouden en stelde haar wederom op de hoogte dat ik haar houding niet zal accepteren en dat ik dit geval per direct zal melden.
(…).
Ik heb besloten dit rapport te maken omdat ik van mening ben dat [NAAM EISERES] niet beschikt over de juiste houding om de opleiding tot Penitentiair Medewerker met succes te kunnen afronden of in de toekomst als Penitentiair Medewerker werkzaam te zijn.
(…).”.
3.8
Het rapport van [X] voornoemd van 30 november 2017 vermeldt onder meer:

(…).
Op 29 november 2017 werd (…) door [Y] aan mij gemeld dat op 28 november 2017, tijdens de lessen die werden verzorgd door de Brigadier [C], [NAAM EISERES] zich respectloos en ongepast had gedragen ten opzichte van haar docent. [NAAM EISERES] was blijkbaar niet tevreden met het studiemateriaal dat aan haar werd uitgereikt en liet zich daarover in negatieve zin uit. Toen [C] haar hierop aansprak en haar de keuze liet om het studiemateriaal al dan niet in ontvangst te nemen, liet zij het studiemateriaal op tafel achter. Ze ging zitten mompelen en uitte zich respectloos ten opzichte van [C].
(…).
Gezien het feit dat dit het derde incident was met [NAAM EISERES] werd in goed overleg met de vertegenwoordigers van KIA besloten om [NAAM EISERES] per direct van de opleiding te verwijderen. Op 30 november 2017 werd daarom door mij, in aanwezigheid van bovengenoemde personen, een verwijderingsgesprek gevoerd met [NAAM EISERES]. In het gesprek werd [NAAM EISERES] aangezegd dat haar houding en gedrag, gecombineerd met het feit dat twee eerdere correctiegesprekken niet tot de gewenste verandering in houding en gedrag hebben geleid, aanleiding hebben gegeven om haar namens de korpschef de toegang tot het Politie Opleidingsinstituut en het recht tot het volgen van de opleiding te ontzeggen conform artikel 7 lid 2 van het Landsbesluit Politieopleidingen 2011.
(…).”.
3.9
Het door [naam eiseres] als productie 1 bij het verzoekschrift overgelegde binnen haar opleiding bij het Politie Opleidingsinstituut geldende document geheten “
HET REGLEMENT VAN HET INSTITUUT Schooljaar 2016-2017” vermeldt onder meer:

(…).
2.5
Gedrag
Van iedere kandidaat wordt verwacht dat hij of zij zich te allen tijde correct en verantwoordelijk gedraagt.
(…).
2.5.2
Respect voor de meerdere
De kandidaten die een opleiding volgen, tonen het nodige respect voor de meerdere op het POI. Meerdere in het kader van dit Reglement betekent het hoofd, de docenten, de gastdocenten en de overige medewerkers. De meerdere dient door de kandidaat op correcte wijze te worden gegroet en aangesproken. (…). Een kandidaat die een meerdere tegenkomt op het terrein van het instituut dient in de houding te gaan staan en – indien op dat moment de pet of hoed wordt gedragen – te salueren.
(…).
De kandidaten volgen de door hun meerdere gegeven opdrachten en taken stipt uit, zonder hierover met de meerderen in discussie te treden of commentaar te leveren. Indien een kandidaat het niet eens is met de gegeven opdracht of taak, dan wordt dit op een nette en respectvolle manier aan de meerdere kenbaar gemaakt. Het gebruiken van ruwe, onzedelijke of respectloze taal past hier niet bij.
(…).”.

4.DE BEOORDELING

4.1
Wat betreft de vraag of [naam eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen bij de burgerlijke rechter wordt het volgende overwogen. Naar het oordeel van het Gerecht is [naam eiseres] geen ambtenaar, omdat het daartoe vereiste door de Gouverneur van Aruba geslagen Landsbesluit niet bestaat. Er staat te dezen derhalve geen weg open voor [naam eiseres] bij de Ambtenarenrechter. Evenmin staat die weg open bij de administratieve (Lar) rechter. Lid 2 van artikel 2 onder f van de Lar bepaalt immers dat van het voor de Lar-procedure vereiste beschikking zijn uitgezonderd besluiten, houdende een beoordeling van het kennen of kunnen van iemand die te dier zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst. [naam eiseres] is door daartoe bevoegden binnen het Politie Opleidingsinstituut getoetst op haar houding en gedrag, en onvoldoende bevonden. Dat is een besluit in voormelde zin. De slotsom luidt dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van en te oordelen over de onderhavige kwestie. Het ontvankelijkheidsverweer van het Land wordt verworpen.
4.2
Het spoedeisend belang van [naam eiseres] bij haar vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van het Land op dit punt wordt eveneens verworpen.
4.3
Uit het hiervoor onder 3.9 geciteerde deel van aldaar vermelde reglement (van welk reglement gesteld noch is gebleken dat de inhoud daarvan onredelijk is) volgt dat er binnen de opleiding tot penitentiair bewaakster naar het oordeel van het Gerecht een vrijwel militaire discipline betracht moet worden door aspiranten zoals [naam eiseres] onder meer wat betreft gedrag en houding in het algemeen, en meer in het bijzonder ten opzichte van meerderen [1] . Ter zake van dit laatste wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat het Gerecht geen aanleiding of grond ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervoor onder 3.8 en 3.9 genoemde rapporteurs en de door hen opgestelde rapporten.
4.4
Op grond van de inhoud van die rapporten is het Gerecht met de rapporteurs van oordeel dat [naam eiseres] het door haar te betrachten nodige respect jegens haar meerdere [C] met voeten heeft getreden door zich te gedragen zoals omschreven door die [C] in het door haar opgemaakte rapport. Dat gedrag en die houding is voorshands oordelend dermate in strijd met de binnen bedoelde opleiding op dit punt geldende strenge normen dat het Land (lees tevens: het Politie Opleidingsinstituut) reeds daarom in redelijkheid kon overgaan tot verwijdering van [naam eiseres] uit die opleiding. [naam eiseres] heeft met bedoeld ernstig verwijtbaar gedrag en houding aangetoond niet over de juiste inborst te beschikken die vereist is voor de functie van penitentiair bewaakster. Dit klemt temeer omdat vast staat dat [naam eiseres] gedurende haar opleiding tot die functie vóór de opmaak van de onder 3.7 en 3.8 vermelde rapporten al twee keer eerder was aangesproken door haar superieuren vanwege haar volgens haar opleiders te wensen overlatende houding en/of gedrag in het algemeen. In het midden kan blijven of dat al dan niet terecht is gebeurd; te gelden heeft dat [naam eiseres] ter zake van haar houding en/of gedrag binnen een opleiding bij een sterk hiërarchisch instituut alwaar een vrijwel militaire discipline moet worden betracht een meermalen gewaarschuwde aspirant was.
4.5
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vorderingen van [naam eiseres] zullen worden toegewezen. De thans door [naam eiseres] verzochte voorziening zal daarom worden afgewezen.
4.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [naam eiseres] bij toewijzing van het door haar verzochte ten opzichte van de belangen van het Land (lees tevens: het Politie Opleidingsinstituut) bij afwijzing daarvan.
4.7 [
naam eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat het Land in deze procedure werd bijgestaan door een in dienst van het Land zijnde ambtenaar.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [naam eiseres] verzochte;
-veroordeelt [naam eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze procedure begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 mei 2018.
.

Voetnoten

1.Ondergetekende rechter grondt dit oordeel mede op eigen ervaringsregels als oud-marinier met veertien dienstjaren.