ECLI:NL:OGEAA:2018:344
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake vordering tot betaling van een bedrag uit een overeenkomst van verbruikleen
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) in geschil met [Gedaagde] over een vordering tot betaling van een bedrag voortvloeiend uit een overeenkomst van verbruikleen. De overeenkomst, aangegaan op 18 juli 2013, hield in dat [Gedaagde] een bedrag van Afl. 14.893,36 ter leen ontving van Island Finance, met de verplichting om Afl. 27.723,- in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Na verschillende betalingen door [Gedaagde] en een brief van Brown advocaten in 2015, heeft Island Finance in 2017 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA) ten laste van [Gedaagde].
De vordering van Island Finance is in de loop van de procedure gewijzigd. Oorspronkelijk vorderde Island Finance Afl. 13.908,94, maar dit bedrag werd aangepast naar Afl. 13.698,39, vermeerderd met rente en kosten. [Gedaagde] voerde aan dat het beslag onterecht was, omdat hij al betalingen deed via zijn pensioenuitkering. Het Gerecht oordeelde dat Island Finance terecht beslag had gelegd, maar dat het onredelijk was om de kosten van het beslag voor rekening van [Gedaagde] te laten komen, gezien de omstandigheden van de zaak.
In de uitspraak van 6 juni 2018 heeft het Gerecht [Gedaagde] veroordeeld tot betaling van Afl. 13.698,39, vermeerderd met rente, en heeft het de proceskosten aan de zijde van Island Finance begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.