ECLI:NL:OGEAA:2018:346

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
E.J. no. 2770 van 2017 / AUA201703455
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en termijnoverschrijding in beroep tegen huurcommissie beschikking

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep van [Verzoeker] tegen een beschikking van de huurcommissie van 14 november 2017. Deze beschikking verleende [Verweerster] toestemming om de huurovereenkomst met [Verzoeker] op te zeggen wegens een verstoorde relatie, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. [Verzoeker] heeft op 14 december 2017 beroep ingesteld tegen deze beschikking, maar de vraag is of dit beroep tijdig is ingediend.

De procedure begon met het indienen van het beroepschrift door [Verzoeker] op 14 december 2017, na ontvangst van de beschikking op 21 november 2017. [Verweerster] voerde verweer en stelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep is aangevangen op 21 november 2017, en dat [Verzoeker] uiterlijk op 5 december 2017 beroep had moeten instellen. De stelling van [Verzoeker] dat hij pas op 30 november 2017 de beschikking per post ontving, werd niet als verschoonbaar beschouwd.

Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en verklaarde [Verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep. Tevens werd [Verzoeker] veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [Verweerster] zijn gevallen. De uitspraak werd gedaan op 5 juni 2018 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 5 juni 2018
Behorend bij E.J. no. 2770 van 2017 / AUA201703455
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Aruba,
appellant,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
procederend in persoon,
tegen:
[VERWEERSTER],
wonende in Aruba,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingediend op 14 december 2017;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 20 maart 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak op 24 april 2018.
1.2
Uit de aantekeningen blijkt dat [verzoeker] in persoon en dat [verweerster] samen met haar gemachtigde ter zitting zijn verschenen. [Verzoeker] heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift van [Verweerster]. Vervolgens heeft [Verweerster] gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om nog te reageren op voormelde reactie van [Verzoeker].
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.HET BEROEP

2.1
Bij beschikking van de huurcommissie van 14 november 2017, met kenmerk DHC/HOP/223/17 (hierna: de beschikking), is aan [Verweerster] toestemming verleend om de huurovereenkomst met [Verzoeker] (hierna: de huurovereenkomst) met betrekking tot de woning gelegen te [adres] in Aruba (hierna: het gehuurde) op te zeggen wegens een verstoorde relatie met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.
2.2 [
Verzoeker] heeft op 14 december 2018 beroep ingesteld tegen de beschikking bij de griffie van dit gerecht. [Verzoeker] verzoekt het gerecht dat de beschikking wordt vernietigd, en het verzoek tot opzegging of beëindiging van de huurovereenkomst wordt afgewezen, kosten rechtens.
2.3 [
Verweerster] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van het door [Verzoeker] ingestelde beroep en subsidiair tot bevestiging van de beschikking, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van de Huurcommissieverordening, in verbinding met het vierde lid van artikel 12 daarvan, staat zowel voor [Verzoeker] als huurder als voor [Verweerster] als verhuurder gedurende veertien dagen na de dagtekening van de mededeling van de beschikking beroep open bij de rechter in eerste aanleg.
3.2 [
Verzoeker] heeft onbestreden gesteld dat hij de beschikking eerst op 21 november 2017 heeft ontvangen, toen hij om advies naar de huurcommissie is gegaan. Vervolgens heeft [Verzoeker] de beschikking op 30 november 2017 per post ontvangen. Het beroepschrift is vervolgens op 14 december 2017 ingediend. Volgens [Verzoeker] heeft hij pas op 14 december 2017 het uittreksel van het Bevolkingsregister ontvangen en kon hij het beroepschrift dan pas indienen.
3.3 [
Verweerster] heeft gesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat [Verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep. [Verweerster] heeft onbestreden gesteld dat [Verzoeker] een advocaat in de arm had genomen en dat de advocaat van [Verzoeker] zoals gebruikelijk het beroepschrift op 5 december 2017 per fax had kunnen indienen om termijnoverschrijding te voorkomen. Het uittreksel van het Bevolkingsregister had [Verzoeker] achteraf kunnen overleggen.
3.4
Het gerecht is van oordeel dat de termijn waarbinnen [Verzoeker] beroep kon instellen in elk geval is aangevangen op 21 november 2017, zijnde de dag waarop [Verzoeker] kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen van de inhoud van de beschikking. Aldus kon [Verzoeker] uiterlijk op 5 december 2017 tijdig beroep instellen tegen de beschikking. Dat een medewerker van de huurcommissie tegen [Verzoeker] zou hebben gezegd dat de beroepstermijn pas begint te lopen wanneer hij de beschikking per post ontvangt maakt dat niet anders, nu [Verzoeker] zelf heeft aangegeven dat hij voorzien was van juridische bijstand.
3.5
Het beroepschrift is op 14 december 2017 ingediend terwijl niet is gebleken dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De slotsom luidt dat [Verzoeker] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep tegen de beschikking.
3.6 [
Verzoeker] zal, als de niet-ontvankelijk te verklaren partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van het liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,- per punt).

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verklaart [Verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beschikking;
- veroordeelt [Verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 juni 2018.