ECLI:NL:OGEAA:2018:348

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
AUA201800030EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in familierechtelijke geschillen met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 5 juni 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de bevoegdheid van de rechter in een familierechtelijke kwestie. De zaak betreft een verzoek van een man om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van een minderjarige, die door een andere man is erkend. De moeder van de minderjarige heeft verweer gevoerd en het gerecht verzocht zich onbevoegd te verklaren. De procedure omvatte verschillende ingediende stukken, waaronder een verzoekschrift, adviezen en akten van beide partijen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteland] en woont sinds 29 maart 2018 met de moeder in [land]. De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over de minderjarige. De man, die de minderjarige wil erkennen, heeft verzocht om een omgangsregeling. Het gerecht heeft zich in deze zaak afgevraagd of het rechtsmacht heeft, waarbij het van belang is dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige doorslaggevend is.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige en de moeder in [land] wonen, wat betekent dat de Arubaanse rechter geen rechtsmacht heeft. De Nederlandse nationaliteit van de man en zijn verblijfplaats bieden geen voldoende aanknoping met de Arubaanse rechtssfeer. Het gerecht heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de bevoegdheid naar de bevoegde rechter in [land] verhuist. De beslissing van het gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het verzoek, waarbij de kosten worden gecompenseerd zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 5 juni 2018
behorend bij AUA201800030EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.
Belanghebbenden:
[Naam minderjarige],de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator.

1.DE PROCEDURE

Het verloop de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 5 januari 2018;
  • het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingediend op 15 maart 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 10 april 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder bij haar gemachtigde, de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij [vertegenwoordiger] en de Voogdijraad bij [vertegenwoordiger];
  • de akte uitlating zijdens de moeder, ingediend op 24 april 2018;
  • de contra akte zijdens de man, ingediend op 22 mei 2018.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [geboortedatum] 2017 in [geboorteland] geboren [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door een andere man erkend. De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over de minderjarige.
2.2
De moeder en de minderjarige zijn op 29 maart 2018 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Aruba. De minderjarige woont sindsdien met de moeder in [land].

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe om de man vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen en hem vervolgens gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag te belasten. Tevens heeft de man verzocht een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen.
3.2
De moeder voert verweer, en heeft het gerecht verzocht zich onbevoegd te verklaren, althans de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is allereerst of het gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak. Art. 429ba Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv) bepaalt in dat verband dat aan de rechter geen rechtsmacht toekomt, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende het gezag over minderjarigen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (en ook in de opvolger daarvan, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
4.2
De minderjarige en de moeder wonen inmiddels in [land]. Ligt de gewone verblijfplaats van het kind, zoals in casu, buiten Aruba, dan komt de Arubaanse rechter geen rechtsmacht toe. Uitzonderingssituaties zijn in zeer bijzondere omstandigheden denkbaar, maar het bestaan van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
De Nederlandse nationaliteit van de man creëert geen aanknoping met de Arubaanse rechtssfeer. Ook de woon- c.q. verblijfplaats van de man creëert niet voldoende aanknoping met de Arubaanse rechtssfeer.
Verder is het gegeven dat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog wel in Aruba woonde, niet doorslaggevend. Bepalend is ook hier het belang van het kind. Het gerecht acht het in dit geval in het belang van de minderjarige dat de bevoegdheid “meeverhuist” naar de bevoegde [land] rechter. Immers, voor een verzochte omgangsregeling zal naar verwachting een onderzoek, in dit geval door de Raad voor de Kinderbescherming in [land], nodig zijn. Het voorgaande betekent dat het gerecht in deze zaak geen rechtsmacht heeft.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 5 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.